Algemeen
In het jaar 2023 is het overgrote deel van de werkzaamheden en diensten voor onze waterschapstaken conform de begroting uitgevoerd. Het waterschap staat hierbij voor grote uitdagingen. Op het gebied van waterveiligheid hebben we te maken met de zeespiegelstijging, voor het watersysteembeheer is sprake van periodes van hevige neerslag en periodes van droogte. Bij het zuiveren van afvalwater hebben we te maken met lozingseisen op het gebied van verwijdering van fosfaat en stikstof. Daarnaast is het waterschap een belangrijke wegbeheerder in Zeeland en verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid waarbij de wegen moeten voldoen aan de landelijke eisen. Het daaraan gerelateerde onderhoud van de wegen, bermen en beplanting is hierbij ook van groot belang. De toelichting op de verschillende waterschapstaken is uitgebreid terug te vinden in de betreffende programma's in hoofdstuk 2.
Exploitatieresultaat kosten/opbrengsten en bestemming resultaat:
Het voordelig jaarrekeningresultaat 2023 bedraagt € 1,779 miljoen (1,2% van het begrotingstotaal). Voorgesteld wordt om vanuit het resultaat een bedrag van € 0,617 miljoen te storten in een bestemmingsreserve voor uitgestelde werken. Dit betreft de financiële middelen voor werkzaamheden waarmee in de begroting 2023 rekening was gehouden, maar waarvan de uitvoering pas in 2024 plaatsvindt. Hiermee maken we de uitvoering alsnog mogelijk. Verder is het voorstel het resultaat na bestemming, € 1,162 miljoen, toe te voegen aan de algemene- en egalisatiereserves.
Een specificatie van de kosten en opbrengsten is terug te vinden in hoofdstuk "3.5 exploitatierekening naar kosten- en opbrengstsoorten".
Investeringsuitgaven:
In 2023 is er bruto € 73,6 miljoen en netto € 35,1 miljoen uitgegeven aan investeringen. Begroot was € 46,8 miljoen netto te besteden. Het verschil blijft behouden binnen de beschikbaar gestelde kredieten en wordt komende jaren ingezet om de investeringen te realiseren.
In hoofdstuk 2.2 - 2.6 wordt per programma nader ingegaan op de investeringsprojecten. Een toelichting op de totaal aan investeringen is terug te vinden in hoofdstuk "2.9 analyse investeringen".
Rekening in één oogopslag
Jaarcijfers van de programma's
Programmakosten
In onderstaande grafiek zijn de netto kosten per programma opgenomen. Dit gaat om het saldo van de externe kosten en - opbrengsten, personeelslasten en kapitaallasten. De verschillen per programma variëren van 3,2% hogere kosten bij afvalwaterketen tot 4,6% lagere kosten bij waterkeringen.
(Belasting)opbrengsten en inzet reserves
De netto programmakosten worden grotendeels gedekt door belastingopbrengsten. Daarnaast zijn er algemene opbrengsten zoals dividend van de Nederlandse Waterschapsbank, retributies en leges. In de volgende grafiek zijn de opbrengsten weergegeven.
In hoofdstuk 2 wordt per programma verantwoording afgelegd over de verschillen in de kosten en opbrengsten.
Programmakosten met toelichting op hoofdlijnen:
De netto kosten van de programma's, zoals weergegeven in voorgaande grafieken, zijn onder te verdelen in externe kosten, externe opbrengsten, personeelslasten en kapitaallasten. In onderstaande grafiek zijn de totale kosten van de programma's waterkeringen, watersystemen, wegen, afvalwaterketen en bestuur en organisatie opgenomen. In totaal is dit het bedrag aan externe kosten, personeelslasten en kapitaallasten, deze vallen in totaliteit € 1,24 miljoen (0,88%) lager uit dan begroot.
In deze managementsamenvatting zijn deze verschillen op hoofdlijnen toegelicht. Een uitgebreidere toelichting is per programma terug te vinden in hoofdstuk 2 bij het betreffende programma.
Externe kosten: € 1,009 miljoen voordelig resultaat (=1,3% van de externe kosten)
De externe kosten zijn begroot op € 78,9 miljoen, hiervan is ruim € 1 miljoen (1,3%) niet uitgegeven. Dit saldo is verdeeld over de 5 programma's. Per programma zijn de belangrijkste afwijkingen hieronder opgenomen:
- Watersystemen: € 1,34 miljoen lagere kosten;
- Voordeel: baggerwerkzaamheden (te veel regen), onderhoud waterlopen, cultuurhistorische duikers, planontwikkeling, bijdrage Leader;
- Nadeel: elektriciteit.
- Afvalwaterketen € 1,07 miljoen hogere kosten;
- Voordeel: bemonstering, chemicaliën;
- Nadeel: onderhoud zuiveringen en gemalen, elektriciteit, onderzoek/advies.
- Bestuur en organisatie: € 0,45 miljoen lagere kosten;
- Voordeel: voorziening pensioen (oud) bestuurders, WOZ kosten, E-HRM systeem;
- Nadeel: hogere bijdrage Sabewa, onderhoud gebouwen en wagenpark.
- Waterkeringen: € 0,22 miljoen lagere kosten;
- Voordeel: veiligheidstoetsing, onderhoud kunstwerken, glooiingen en kreukelberm;
- Nadeel: hogere solidariteitsbijdrage HWBP, beheer en onderhoud.
- Wegen: € 0,05 miljoen lagere kosten;
- Voordeel: onderhoud kunstwerken;
- Nadeel: calamiteitenbestrijding, onderhoud beplanting.
- Belastingen en algemene opbrengsten: € 0,02 miljoen;
- Nadeel; saldo verrekende vennootschapsbelasting en BTW.
In deze externe kosten is per saldo een bedrag van € 0,617 miljoen opgenomen voor werkzaamheden die gepland waren in 2023 uit te voeren maar doorschuiven naar 2024. Bij de bestemming van het resultaat is het voorstel hiervoor een bestemmingsreserve te vormen.
Het voordelig saldo van de externe kosten is verdeeld over de diverse programma's en uitgebreid toegelicht in hoofdstuk 2.
Personeelslasten: € 1,177 miljoen voordelig resultaat (=2,7% van de personeelslasten)
In totaal kende ons waterschap in 2023 een personeelsbudget van € 50 miljoen waarvan € 6,7 miljoen wordt toegerekend aan investeringen. Het exploitatiebudget bedraagt daarmee € 43,3 miljoen. De werkelijke uitgaven in 2023 waren bruto € 48,3 miljoen waarvan € 5,9 miljoen is verantwoord op investeringsprojecten, daarnaast is er een niet begrote opbrengsten van € 0,3 miljoen. De netto exploitatiekosten in de rekening 2023 bedragen hiermee € 42,1 miljoen. Het verschil met de begrote personeelslasten van € 43,3 miljoen bedraagt € 1,177 miljoen (2,7%).
Door de krapte op de arbeidsmarkt is er door het jaar heen sprake van een groot aantal openstaande formatieplaatsen. Deze zijn bij de betreffende programma in hoofdstuk 2 toegelicht. Om het werk toch zo veel als mogelijk doorgang te laten vinden is er voor € 2,7 miljoen extra ingehuurd.
Kapitaallasten: € 0,944 miljoen nadelig resultaat (=4,9% van de kapitaallasten)
De kapitaallasten bestaan uit het saldo van de betaalde rente en afschrijvingen (begroot € 25,47 miljoen) en renteopbrengsten (begroot € 1,73 miljoen). De werkelijke betaalde rente en afschrijving bedraagt € 27,05 miljoen (€ 1,58 nadeel), de ontvangen rente € 2,36 miljoen (€ 0,63 miljoen voordeel).
Het verschil in de betaalde rente en afschrijving heeft grotendeels te maken met het niet doorvoeren van de stelselwijziging. In de begroting was hiermee wel rekening gehouden. De stelselwijziging houdt in dat er niet meer wordt afgeschreven op onderhanden werken die eind van het jaar 75% gereed zijn. Deze werkwijze sluit aan bij andere overheden en de activamodule die in 2023 voor het eerst wordt gebruikt. Vanwege beperkte personele capaciteit zal het nieuwe afschrijvingsbeleid pas in 2024 aan de algemene vergadering worden voorgelegd en is daarmee niet in boekjaar 2023 vastgesteld. Zoals in het accountantsverslag opgenomen mag de stelselwijziging om die reden niet in 2023 worden verantwoord. Dit resulteert in € 1,3 miljoen hogere afschrijvingskosten. Hiertegenover staat de al eerder vermelde hogere renteopbrengst voor schatkistbankieren en uitgezette gelden.
Opbrengsten (dekkingsmiddelen) met toelichting op hoofdlijnen:
De opbrengsten van alle programma's zijn hieronder opgenomen en bestaan uit externe opbrengsten, belastingopbrengsten en de inzet van de reserve. In totaal is de opbrengst in de rekening 2023 € 141,89 miljoen (begroot € 141,35 miljoen). Een hogere opbrengst van € 0,54 miljoen (0,38% ten opzichte van de begroting).
In deze managementsamenvatting zijn deze verschillen op hoofdlijnen toegelicht. Een uitgebreidere toelichting is per programma terug te vinden in hoofdstuk 2 bij het betreffende programma.
Externe opbrengsten: € 0,744 miljoen voordelig resultaat (=3,1% van de externe opbrengsten)
In totaal is er een bedrag van € 25,1 miljoen begroot aan externe opbrengsten (exclusief belastingen). Hiervan is 3,1% meer gerealiseerd dan verwacht. Het betreft hier veel verschillende posten verdeeld over de 5 programma's. Enkele te noemen posten in dit resultaat zijn o.a. subsidiebijdragen, opbrengst wegenbeheer, schadevergoedingen, jacht-, pacht- en visrechten.
Per programma zijn de externe opbrengsten toegelicht in hoofdstuk 2.
Belastingopbrengsten: € 0,628 miljoen voordelig resultaat (=0,55% van de externe opbrengsten)
Ten opzichte van de in de begroting opgenomen belastingopbrengst van ruim € 115 miljoen is een bedrag van ruim € 0,6 miljoen (0,55%) meer ontvangen. Op het totaal aan belastingopbrengsten is dat een relatief gering verschil. Er is sprake van een hogere opbrengst ingezetenen (0,1 miljoen), zuiveringsheffing (€ 0,3 miljoen), verontreinigingsheffing (€ 0,1 miljoen) en een lagere opbrengst gebouwd (€ 0,1 miljoen). Daarnaast zijn er lagere kosten voor oninbaar (€ 0,2 miljoen).
Reserves: € 0,865 miljoen nadeel
Bij het opstellen van de begroting is er rekening gehouden met onttrekkingen en stortingen in onze algemene reserves, bestemmingsreserves en tariefegalisatiereserves met per saldo een onttrekking van € 1,093 miljoen. Deze onttrekking is als opbrengst in de begroting opgenomen, daarmee is de begroting in evenwicht.
Binnen de verschillende programma’s is minder besteed (voordeel externe kosten) waardoor er minder benodigd is uit de betreffende bestemmingsreserves. De lagere onttrekkingen zien we vooral terug bij de bestemmingsreserves voor assetmanagement, informatieveiligheid, cultuurhistorische duikers en Leader. De lagere onttrekking (lagere opbrengst) is hier als nadeel opgenomen.