3. Financieel Kader

3.1 Uitgangspunten begroting / meerjarenraming versus voorjaarsnota

3.1.1. Inflatie

Terug naar navigatie - Inflatie

In november 2023 heeft de algemene vergadering de begroting 2024/Meerjarenraming 2025-2027 vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten, lastendruk en de prognoses van de investeringsprojecten opgenomen voor het begrotingsjaar 2024 maar ook voor de jaren 2025-2027. Deze gegevens zijn in dit hoofdstuk opgenomen en geactualiseerd. 

In de begroting 2024/meerjarenraming 2025-2027 is gerekend met een inflatiepercentage van 3,8% voor 2024 en 2,4% voor de periode 2025-2027. Het CPB voorspelt in het CEP 2024 van februari 2024  een CPI van  2,8% in 2025, 2,4% in 2026, 2,3% vanaf 2027. De afwijkingen met begroting 2024/Meerjarenraming 2025-2027 zijn dus minimaal.
Voor de begroting 2025 actualiseren we het inflatiepercentage op basis van de CPI augustus 2024. 

3.1.2. Loonontwikkeling

Terug naar navigatie - Loonontwikkeling

In de begroting 2024 is rekening gehouden met een stijging van de personeelslasten van totaal 3,8%, in 2025-2027 2,4%.  Het CPB voorspelt in het CEP 2024 van februari 2024 een loonkosten stijging van 4,4% in 2025, 4,1% in 2026 en 2027 en 3,8% vanaf 2028. De afwijkingen met begroting 2024/Meerjarenraming 2025-2027 zijn over de totale periode op dit moment minimaal.
Voor de begroting 2025 actualiseren we het percentage op basis van de CPB index lonen augustus 2024.  

3.1.3. Rente

Terug naar navigatie - Rente

De lopende rentekosten worden berekend op basis van de geldleningenportefeuille. In december 2023 is er, gezien de gunstige rentestand, een geldlening afgesloten van € 165 miljoen. De komende jaren is het niet nodig nieuwe geldleningen af te sluiten.  De overtollige liquide middelen worden uitgezet bij het schatkistbankieren.
Het afsluiten van de geldlening eind december 2023 had een relatie naar de voorfinanciering van het HWBP project Hansweert. Gepland was een voorfinanciering van € 52,9 miljoen tot en 2036 omdat we naar verwachting dan pas het laatste deel van de subsidie zouden ontvangen. Er werd toen uitgegaan van een totale rentelast voor deze voorfinanciering tot en met 2036 van € 17,75 miljoen. Tot en met 2023 is er nog geen sprake geweest van voorfinanciering. In de jaren 2022 en 2023 zijn er naast de reguliere subsidievoorschotten ook aanvullende subsidievoorschotten op basis van de fysieke voortgang van het project aangevraagd en ontvangen. Net als voorgaande jaren is er in 2024 op basis van de fysieke voortgang van het project opnieuw een aanvraag ingediend voor een aanvullend subsidievoorschot waardoor er mogelijk in 2024 ook nog geen sprake zal zijn van voorfinanciering. 
In de vorige meerjarenraming was voor 2025 een rentepost opgenomen voor de voorfinanciering € 1,7 miljoen, voor 2026 en 2027 was dit € 1,9 miljoen.  In deze VJN gaan we vanaf 2025 uit van een voorfinanciering van € 6 miljoen met een rentelast van € 0,18 miljoen. 

3.1.4. Lastendruk

Terug naar navigatie - Lastendruk

In 2025 zal de maximale lastendrukstijging 9,9% bedragen. Hierbij is rekening gehouden met de actualisatie van de huidige meerjarenraming en de ontwikkeling die zijn opgenomen in deze voorjaarnota, waarbij het uitgangspunt is dat incidentele kosten grotendeels gedekt worden uit de de algemene reserves. De lastendruk na inzet van de algemene reserves bedraagt dan maximaal 9,9%. Bij het opstellen van de begroting 2025 zal de definitieve inzet van de algemene reserve worden bepaald, rekening houdend met het nieuwe reservebeleid dat is opgenomen in de nota weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen. 

Hieronder is kort de opbouw van de lastendruk weergegeven. Bij de begroting 2025 zal de verdeling plaatsvinden tussen watersysteembeheer en zuiveringsbeheer en zal dit vertaald worden naar belastingtarieven per categorie. Per belastingcategorie kan dit afwijken van de gemiddelde lastendrukstijging. Omdat naar verhouding veel ontwikkelingen betrekking hebben op afvalwaterketen zal de stijging voor de zuiveringsheffing hoger uitvallen en die van de tarieven watersysteemheffing lager dan de gemiddelde stijging.

  1. In de huidige meerjarenbegroting 2025-2027 is rekening gehouden met een lastendrukstijging voor 2025 van 8,0%  (2026 en 2027 6,0%). Een stijging welke veroorzaakt wordt door inflatie, hogere energiekosten, de overheveling van de baggerprojecten naar de exploitatie, hogere personeelskosten ten gevolge van een formatie uitbreiding vanuit het WBP, de voorfinanciering van het HWBP en een stijging van de rente en afschrijvingskosten.
  2. De actualisatie van de meerjarenraming leidt tot een daling van het lastendrukpercentage in 2025 met -2,5%. Hierin is rekening gehouden met de volgende ontwikkelingen:
    • een hogere stijging van de CPB index op de externe kosten (meerjarenraming 2,4% versus voorjaarsnota 2,8%);
    • een hogere stijging van de CPB index op de personeelslasten  (meerjarenraming 4,1% versus voorjaarsnota 4,4%);
    • de energiekosten stijgen naar verwachting in 2025 minder fors dan voorzien in de meerjarenraming  (MJR + € 2,3 miljoen versus VJN + € 1,0 miljoen);
    • het benodigde jaarlijkse exploitatiebudget voor de baggerprojecten (overheveling vanuit de investeringen) is naar beneden bijgesteld (MJR + € 0,84  miljoen  versus VJN + € 0,7 miljoen );
    • daling van de kapitaallasten met - € 0,6  miljoen;
    • de voorfinanciering HWBP is naar beneden bijgesteld, waarmee de rentelasten dalen met € 1,49 miljoen.
  3. In de voorjaarsnota zijn de ontwikkelingen opgenomen (zie hoofdstuk 2), omgerekend betekent dit een lastendrukstijging van 5,5% in 2025.
  4. Bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2029 zal worden bezien in hoeverre de kosten gedekt kunnen worden uit de algemene reserves. Het uitgangspunt hierbij is dat dit gaat om incidentele kosten. Bij deze voorjaarsnota wordt er van uitgegaan dat de dekking uit de algemene reserve resulteert in een minimale lastendrukverlaging van 1,1% gezien de omvang van de incidentele kosten in 2025. In de berekening is ook rekening gehouden met de voorgenomen onttrekkingen uit de huidige meerjarenraming. Deze bedragen voor 2025 € 1,8 miljoen, 2026 in € 1,3 miljoen en in 2027 € 0,9 miljoen.  Op basis van het nieuwe reservebeleid dat is opgenomen in de nota weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen zal bij de begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2029 de definitieve reserve inzet worden bepaald. Gesteld kan worden dat de huidige inzet van de reserve zoals opgenomen in de meerjarenraming en de dekking van de incidentele kosten uit de deze voorjaarsnota passen binnen het reservebeleid.
  2025
1. huidige meerjarenraming 2025-2027 8%
2. actualisatie meerjarenraming 2025-2027 -2,5%
3. ontwikkelingen in de voorjaarsnota 5,5%
4. dekking uit algemene reserves -1,1%
Totale indicatie lastendrukstijging 9,9%

Voor de jaren 2026 en 2027 is de verwachte lastendruk gelijk aan de meerjarenraming en bedraagt 6%.  Voor de jaren 2028 en 2029 is dit 5%.

3.1.5 Investeringen (bestedingsvolume)

Terug naar navigatie - Investeringen

Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP) laat een stijging van zowel de bruto als netto besteding zien. Voor 2025 is een besteding voorzien van respectievelijk € 85,1 miljoen bruto / €  52,4 miljoen netto. Voor 2026 zal dit ongeveer op eenzelfde niveau liggen. Vanaf 2027 is de verwachting dat op basis van het HWBP , de wettelijk te behalen doelstellingen en instandhoudingsinvesteringen dit volume verder oploopt.  De integrale prioritering van de investeringen vraagt zodoende ook komende jaren de nodige aandacht, waarbij tevens gekeken zal worden naar de benodigde capaciteit.