2. Ontwikkelingen

2.1 Programma Waterkeringen

Terug naar navigatie - Tekstvak 01 waterkeringen

Strategie Waterveiligheid

In het Bestuursakkoord 2023-2027, Zeeland rekent op ons, is opgenomen dat een Waterveiligheidsfilosofie voor de periode na 2050 zal worden opgesteld. In 2024 wordt hiermee gestart. 
In het kader van het landelijke concept “Zorgplicht Centraal” zal t.a.v. de zorg voor waterveiligheid nadrukkelijker worden ingezet op de synergie tussen beoordelen, beheren en onderhouden en versterken van waterkeringen.
De nadere uitwerking van de KNMI klimaatscenario’s 2023 en de daarmee samenhangende scenario’s voor zeespiegelstijging zullen ook van grote invloed zijn op de handhaving van de waterveiligheid in Zeeland en de daarmee samenhangende strategie. De Kennisagenda Zeespiegelstijging zal antwoorden gaan geven over hoe we in Zeeland ook in de verdere toekomst ‘droge voeten’ kunnen houden. 
Voor de ontwikkeling en implementatie van de waterveiligheidsstrategie werken we intensief samen met de deelnemende partijen in de Zuidwestelijke Delta. Binnen dit samenwerkingsverband wordt gewerkt aan het opstellen van een nieuwe voorkeursstrategie en een Gebiedsagenda waarin waterveiligheid een belangrijk onderwerp is.
Binnen de Unie van Waterschappen is in 2023 het Manifest Waterveiligheid vastgesteld. De vertaling van dit manifest naar het gebied van waterschap Scheldestromen dient een plaats te krijgen in de hiervoor vermelde waterveiligheidsfilosofie.
In het kader van de nadere uitwerking van de brief over Water en Bodem (2022) sturend is het van belang om nadrukkelijk zorg te dragen voor ruimtereservering langs waterkeringen (uitbreidbaarheid en toekomstvastheid).
Ook het concept van Meerlaagse Veiligheid zal nadrukkelijk worden opgenomen in de eerder vermelde waterveiligheidsfilosofie.
Om de betaalbaarheid van de waterkeringszorg voor de Zeeuwse burger te waarborgen wordt het reeds ingezette lobbytraject gecontinueerd.

Risico’s/ kansen:
Het ontbreken van een waterveiligheidsstrategie verzwakt de positie van het waterschap in diverse gremia en in het lobby traject.  

Financiële en personele consequenties:
Niet concreet te kwantificeren.

Terug naar navigatie - Tekstvak 02 waterkeringen

Regionale Waterkeringen

In 2024 zal worden gestart (ook in kader van de meerlaagse veiligheid) met het ontwikkelen en inrichten van de zorgplicht van regionale waterkeringen. Dit gebeurt in overleg met de provincie Zeeland (bevoegd gezag voor de ligging van het stelsel en de normering). 

Risico’s/ kansen:
Door het initiatief in eigen hand te houden kan worden voorkomen dat de zorgplicht wordt opgelegd door het bevoegd gezag (provincie Zeeland). 

Financiële en personele consequenties:
Binnen de bestaande formatie wordt capaciteit vrijgemaakt voor het starten in 2024 met het ontwikkelen en inrichten van de zorgplicht van regionale waterkeringen.

Terug naar navigatie - Tekstvak 03 waterkeringen

Veerse Meer

We starten in 2024, op basis van de convenantafspraken, met het opstellen van een actueel Businessplan Veerse Meer en samenwerkingsovereenkomsten met watersportverenigingen commerciële jachthavens en recreatiebedrijven.

Risico’s/ kansen:
Indien we de in het convenant gemaakte afspraken niet nakomen kan dit leiden tot imagoschade. 

Financiële en personele consequenties:
Uit het businessplan en de samenwerkingsovereenkomsten kunnen financiële consequenties volgen voor de exploitatie Veerse Meer en de bijdragen van de convenantpartners. Deze zijn op dit moment nog niet concreet te kwantificeren.

Terug naar navigatie - Tekstvak 04 waterkeringen

Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR)

In het kader van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s levert het waterschap in 2024, samen met de provincie (bevoegd gezag), een belangrijke bijdrage aan het uitvoeren van overstromingsberekeningen om te komen tot een overstromingsrisicobeheerplan. Deze berekeningen worden iedere 6 jaar opnieuw uitgevoerd en de resultaten worden openbaar toegankelijk. De berekeningen geven meer inzicht in de gevolgen van eventuele overstromingen als gevolg van gesimuleerde doorbraken (breslocaties) van primaire waterkeringen.

Risico’s/ kansen:
Indien geen bijdrage zou worden geleverd ontstaat een ongewenst gebrek aan kennis/informatie t.a.v. de primaire waterkeringen. 

Financiële en personele consequenties:
Kosten zijn gedekt via de exploitatie. Voor dit werk is een gespecialiseerd ingenieursbureau ingezet.

Terug naar navigatie - Tekstvak 05 waterkeringen

Zorgplicht is verder uitgewerkt en geprofessionaliseerd naar assetmanagement

Het waterschap moet voldoen aan het wettelijk kader zorgplicht primaire waterkeringen. Hierop wordt namens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toezicht gehouden door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft een nieuwe toezichtstrategie opgesteld die in 2024 aan het waterschap zal worden toegelicht en die vervolgens ook zal worden geïmplementeerd. Ook de ILT gaat meer kijken naar de onderdelen beoordelen, beheren en onderhouden en versterken van primaire waterkeringen.
Het vastleggen van informatie en het planmatig, risicogestuurd en omgevingsgericht beheren en onderhouden van de primaire keringen en kunstwerken vraagt ook om verdere uitwerking naar assetmanagement. Er zijn hiertoe reeds de nodige stappen gezet maar verdere uitwerking is noodzakelijk. Het Waterschapsbeheerplan (WBP) is leidend voor het opstellen van een strategisch asset management plan (SAMP) Waterkeringen. Vanuit het SAMP Waterkeringen worden de lange termijn assetplanningen opgesteld van verschillende onderdelen, zoals kunstwerken, nollen en dammen, enz.
Het waterschap zal haar werkzaamheden risico gestuurd uitvoeren en nog meer grip krijgen op het werk. In de komende periode wordt nader onderzocht welke effecten de implementatie van zorgplicht en assetmanagement (SAMP) heeft op personele - en financiële middelen.

Risico’s/ kansen:
Niet risico gestuurd werken en minder grip op het werk en een negatief oordeel van ILT. 

Financiële en personele consequenties:
Nog niet concreet te kwantificeren.

Terug naar navigatie - Tekstvak 06 waterkeringen

Planning uitvoering projecten Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Op basis van de uitkomsten van de eerste ronde van de wettelijke beoordeling van alle primaire keringen (LBO 1) die in 2022 is afgerond, is in 2023 een indicatieve planning opgesteld van alle HWBP -projecten tot 2050. Deze zal in 2024 worden geactualiseerd en financieel worden doorgerekend. De planning wordt afgestemd binnen de alliantie HWBP voor opname van de projecten in de landelijke programmering. In 2023 is reeds een aanvang gemaakt met de werving van personele capaciteit die in 2024 zal worden voortgezet om er voor te zorgen dat het doel in 2050 (alle primaire waterkeringen en kunstwerken voldoen aan de wettelijke norm) wordt gehaald.

Risico’s/ kansen:
Niet voldoen aan de wettelijke norm voor alle primaire waterkeringen in 2050. 

Financiële en personele consequenties:
Financiële gevolgen door mogelijke stijging van de solidariteitsbijdragen, stijging van de kapitaallasten van investeringsprojecten en eventuele rentekosten van langdurende voorfinanciering bij projecten. Met name bij de programmering van de middellange termijn (2030-2036) is er voor het landelijke HWBP programma nog een tekort van € 2,5 miljard. Hierdoor zijn er realisatiefasen van projecten buiten de HWBP-programmering geplaatst met als gevolg grote onzekerheid over het moment waarop de subsidie uitgekeerd zal worden met mogelijke rentekosten van voorfinanciering tot gevolg. 

Terug naar navigatie - Tekstvak 06 waterkeringen

Legger waterkeringen

Het is noodzakelijk om in 2024 de legger waterkeringen en het beheerregister (onderhoudsverordening)  voor beheer en onderhoud verder te actualiseren omdat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden. Er moet een actuele legger waterkeringen gereed komen waarin regelgeving van provincie (project NRW) en Rijk verwerkt zijn. 
Een actuele verordening is ook noodzakelijk om waterkeringen te kunnen beschermen met de Keur en initiatieven van derden te kunnen toetsen.
In 2023 is reeds een aantal actualisaties doorgevoerd in de waterkeringszones waarmee de meest urgente omissies zijn aangepakt. De actualisaties zullen in 2024 worden afgerond.

Risico’s/ kansen:
Ontbreken van een actueel toets instrumentarium voor de toetsing van initiatieven van derden. Niet voldoen aan regelgeving.

Financiële en personele consequenties:
Nog niet concreet te kwantificeren.

Terug naar navigatie - Tekstvak 07 waterkeringen

Tweede landelijke beoordelingsronde (LBO 2)

Omdat het beoordelen van primaire waterkeringen een doorlopend proces is worden inmiddels de voorbereidingen in 2024 voortgezet voor de tweede landelijke beoordelingsronde van de primaire waterkeringen en de kunstwerken die hier onderdeel van uitmaken. LBO 2 kent een aantal veranderingen ten opzichte van LBO 1. Het draaiboek (inclusief planning) zijn landelijk voorbereid. Ook Scheldestromen zal voor LBO 2 een eigen planning inclusief prognose van de benodigde capaciteit en benodigde budget opstellen. De categorie voorlopige veiligheidsoordelen uit LBO-1 zal worden geïmplementeerd in LBO-2 en uiterlijk 2028 omgezet zijn in definitieve veiligheidsoordelen. 

Risico’s/ kansen:
Ontbreken van definitieve veiligheidsoordelen waardoor niet aan de regelgeving wordt voldaan.

Financiële en personele consequenties:
Voor het uitvoeren van LBO-2 zal binnen het waterschap voldoende capaciteit en budget beschikbaar moeten zijn.

2.2 Programma Watersystemen

Terug naar navigatie - Tekstvak 01 watersystemen

Kaderrichtlijn Water

De opgave die er voor Scheldestromen ligt vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW) is groot. De deadline van 2027 loopt gelijk op met deze bestuursperiode en dit is zichtbaar in de afspraken uit het bestuursprogramma 2023-2027. Grip op de uitvoering van de maatregelen heeft voortdurende prioriteit nodig. Dit vraagt focus en inzet van de afdeling Projecten en Grondzaken. Tegelijk is het zaak te werken aan kennisontwikkeling, het in beeld brengen van de toestand en het verwachte doelbereik, mogelijke aanvullende maatregelen en het optimaliseren van de toepassing van de KRW-systematiek. Het in beeld brengen van kennishiaten en aanpakken daarvan zal leiden tot een toename in de monitoring, zowel (fysisch) chemie als biologie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan externe belasting (Vlaanderen, Noord-Brabant) en belasting vanuit rwzi’s. Binnen de afdeling is de bemensing voor de uitvoering van de KRW nog onvoldoende op orde en de werving en selectie vraagt voortdurend inzet en aandacht.
Komende jaren zal niet alleen gewerkt worden aan het behalen van de KRW-verplichtingen in 2027, maar zal ook de voorbereiding voor de periode daarna op gang komen. In 2024 vindt een grote, landelijke tussenevaluatie plaats. Hierin wordt doelbereik onderzocht en welke maatregelen nog nodig/mogelijk zijn voor 2027. Daarna zal de voorbereiding voor de periode na 2027 op gang komen. Hierin wordt bepaald welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om, waar doelen nog niet allemaal behaald zijn, alsnog een goede toestand te bereiken. En welke maatregelen nodig zijn om de goede toestand te behouden, waar wel aan de normen is voldaan.


Risico’s/ kansen:

  • De inzet heeft een wederzijdse relatie met de landelijk ontwikkelde KRW Impuls waarin rijk en regio’s werken aan het behalen van de KRW-doelen en voorbereiden op 2027. De huidige aanpak levert inbreng voor de landelijke actielijnen en de resultaten uit de actielijnen helpen/geven duidelijkheid over de eigen opgave en kansen.
  • De actualiteit van het onderwerp levert veel bestuurlijke en politieke aandacht, en daarmee vragen op, waardoor de inzet van de medewerkers voor het beleidsmatige en uitvoerende werk afneemt. In combinatie met de hoeveelheid onderwerpen die aandacht vragen leidt dit tot langere doorlooptijden.
  • Inhuur op delen van het werk is niet gemakkelijk omdat de landelijke vraag naar deze specifieke deskundigheid groot is.
  • Het in beeld brengen van kennishiaten en aanpakken daarvan kan leiden tot een toename in de monitoring, zowel (fysisch) chemie als biologie. Extra risico is dat einde 2024 de huidige raamovereenkomst voor bemonstering en analyse afloopt, de verwachting is dat een nieuwe overeenkomst ook meer kosten met zich mee zal brengen. 

Financiële en personele consequenties:

  • Voldoende capaciteit van medewerkers in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin is belangrijk om de doelstellingen te behalen. Dit vraagt naast inzet van Watersystemen ook inzet van personeelszaken (werving en selectie), grondzaken (verwerving), projecten (realisatie), juridische zaken, VTH en afvalwaterketen. Dit vraagt om prioriteit voor de KRW opgaven.
  • een toename in de monitoringsinspanning zal leiden tot een toename in kosten voor monitoring.  
Terug naar navigatie - Tekstvak 02 watersystemen

Terugdringen Emissies 

Het verminderen van emissies is van cruciaal belang voor het behoud van de waterkwaliteit. Waterschappen hebben hier een verantwoordelijkheid in. Mogelijkheden zitten zowel in het verbeteren van zuiveringsprocessen als in het bevorderen van zaken om vervuiling tegen te gaan. Zowel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) als het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) zijn gericht op inspanningen vanuit de agrarische sector die kunnen bijdragen aan waterschapsdoelen met betrekken tot de waterkwaliteit.

Landelijk is via Unieverband toegezegd dat waterschappen en provincies samen een cofinanciering opzetten voor het ANLb. Door de halvering van de WBP gelden sluit de meerjarenbegroting niet meer aan bij de verwachtingen. 

Het DAW is opgenomen in het KRW-maatregelpakket in het 3e Stroomgebiedsbeheerplan, waarbij het initiatief bij de agrarische sector ligt. In 2023 is een uitvoeringsprogramma opgesteld en in 2024 wordt gewerkt aan de concrete invulling hiervan. Voor de inzet van middelen uit de landelijke DAW-impulsregeling is afgesproken dat het waterschap de subsidie moet aanvragen.

GLB: In het kader van de nieuwe GLB periode tot 2027 heeft Scheldestromen besloten de waterschapssloten aan agrariërs voor één jaar, onder voorwaarden, ter beschikking te stellen. De verdere uitwerking vindt momenteel plaats.

Voor twee RWZI’s dienen nog maatregelen te worden uitgevoerd om de emissie van stikstof in het effluent te reduceren. De aanpak van RWZI Kloosterzande staat binnen programma afvalwaterketen op de begroting voor 2027-2028. De vastgestelde KRW maatregel voor stikstof staat in 2027 gepland.  RWZI Camperlandpolder in 2026. s

Risico’s en kansen:

  • de inzet van het waterschap voor ANLb, DAW en GLB is vraaggericht. De bezetting is dusdanig dat hier niet altijd direct gehandeld kan worden. Dit kan imagoschade opleveren wanneer de verwachtingen uiteenlopen.
  • De uitwerking van het ter beschikking stellen van de sloten in het kader van GLB is nog onduidelijk. De kans bestaat dat hier personele en financiële consequenties voor de organisatie aan zitten.
  • De planning van de aanpassingen op de RWZI’s kunnen geen uitstel hebben, en onderdelen zullen hogere prioriteit moeten krijgen, daar we anders niet voldoen aan de gemaakte KRW-afspraken.
    Dit zal onderdeel zijn van de prioritering van projecten waterschapsbreed. 

Financiële en personele consequenties:

  • Voor het ANLb wordt voorgesteld € 94.000,- per jaar voor de jaren 2025 t/m 2029 op te nemen in de begroting. Dit betreft een aanvulling op de huidige meerjarenraming waarin een bedrag van € 125.000,- is voorzien. 
  • Zodra de invulling van DAW meer concreet is, wordt ook hiervoor een DB-voorstel opgesteld, zodat benodigde bedragen voor cofinanciering (en subsidieopbrengsten) opgenomen kunnen worden in de begroting 2025-2029.
Terug naar navigatie - Tekstvak 03 watersystemen

Voldoende Water

Drogere en nattere perioden raken alle Zeeuwen. De aandacht voor het op orde brengen en houden van ons totale watersysteem blijft hiermee een belangrijk onderdeel van het waterschapswerk. Klimaatscenario’s geven de urgentie weer om ons in Zeeland hieraan aan te passen en ons weerbaar te maken. De wettelijke verplichting voor ons waterschap ligt in het voldoen aan de vastgestelde normen en er zoveel als mogelijk voor zorgen dat er geen (verwijtbare) schade optreedt. Daarnaast kent het bestuursprogramma 2023-2027 de ambitie om in meer of mindere mate betrokken te zijn bij de zoetwatervraagstukken die er zijn. De aandacht van zowel de provincie als het waterschap op de grondwatersituatie en zoetwatervraag is groter dan voorzien. Ook gemeenten worden actiever met het formuleren van (zoet)waterbeleid.

Wateropgaven:
In de PWO’s is voor alle deelgebieden een peilbesluit vastgesteld en zijn de wateroverlastopgaven in beeld gebracht. Het programmeren van maatregelen vraagt doorlopend aandacht en het uitvoeren van de maatregelen vraagt prioritering. In het bestuursprogramma is opgenomen dat er in 2027 gewerkt wordt met actuele peilbesluiten. Hiervoor stellen we een herziene aanpak op. In de loop van 2024 verwachtten we te starten met evalueren van de oudste peilbesluiten en de verdere uitrol van het project.  Een ontwikkeling welke we reeds ingezet hebben, maar welke niet heel specifiek in eerdere P&C documenten naar voren komt is nog de volgende.  Vanuit de subsidieregeling tijdelijke impulsregeling klimaatadaptie is subsidie toegekend voor de bouw van de gemalen Spanjaardweg-Winter Braakman, Zoetendijk Oud-Vossemeer en Nol Zeven. Met de bouw van deze gemalen realiseren we enerzijds een grotere afvoercapaciteit en anderzijds kunnen we hogere peilen voeren waar nodig. Hiermee geven we invulling  aan het versneld uitvoeren van kosteneffectieve maatregelen en voorzieningen die bijdragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast of het beperken van de gevolgen van droogte of overstromingen in de regio.

Zoetwater:
In het kader van het deltaprogramma zoetwater voeren we met partners in de Zuidwestelijke Delta (ZWD) verschillende maatregelen uit. Deze maatregelen zijn rond 2020 opgevoerd. Met projecten als grondwatermodel Zeeland, Freshem, implementeren van een zoet/zout meetnet is van start gegaan.  De komende tijd zal in overleg met de partners worden gezocht naar alternatieven voor het bereiken van zoetwaterdoelen van het deltaprogramma en het benutten van middelen uit het deltafonds.

Grondwater:
Naar aanleiding van de evaluatie van de grondwaternota in 2018, zijn in het WBP een aantal projecten opgenomen. Eén daarvan is het ontwikkelen van beleid voor het monitoren van onttrokken hoeveelheden grondwater. In relatie tot de brief 'Bodem en Water sturend' is dit een onderwerp dat ook bij het Rijk en Provincie hoog op de agenda staat. Hiervoor start in 2024 een kleinschalige proef  voor het grondwatermeetnet welke in 2025 en 2026 uitgebreid wordt.

Risico’s en kansen:

  • Realisatie van maatregelen in het gebied zijn mede afhankelijk van de voortgang in grondverwerving en vertraging door bezwaar- en beroepsprocedures.
  • De provincie heeft in haar bestuursakkoord aangegeven de uitvoering van het Zeeuws Deltaplan Zoetwater te willen versnellen. In het gebiedsplan (NPLG) van de provincie Zeeland zijn in afstemming met het waterschap ambitieuze projecten omschreven om de zoetwaterbeschikbaarheid te verbeteren. De beschreven (provinciale) ambitie en de besluitvorming over het beschikbaar stellen van middelen, en daarmee de uitvoering, lopen sterk uiteen.
  • Ontwikkelingen ten aanzien van zoetwater zullen op zowel landelijke als lokale niveaus toenemen. De betrokkenheid bij de ZWD geeft de mogelijkheid tijdig input te leveren voor de besluitvorming over de fase na 2027.
  • Het Rijk heeft nadrukkelijk gevraagd actie (te laten) ondernemen ten aanzien van funderingsschade en onder andere waterschappen opdracht te geven tot het uitvoeren van een onderzoek in 2025. Dit vraagt mogelijk aanvullende middelen.

Financiële en personele consequenties:

  • Om de zoetwaterinitiatieven in de provincie te begeleiden ligt er voor de komende drie jaar een verzoek van de ZLTO (en andere partijen) tot bijdrage voor een gebiedsregisseur. De bijdrage van het Waterschap in deze is voor 2025 en 2026  € 31.000,- per jaar en voor 2027 € 15.000,-.
  • De inzet voor de ZWD is in de capaciteitsraming van de afdeling Watersystemen niet voorzien. Gelet de verwachtte toename van de inzet van de ZWD voor zoetwater zal hier extra capaciteit nodig zijn. Dit vraagt naar schatting een benodigd budget van € 126.000,- .
  • De doorontwikkeling van het grondwatermeetnet vraagt voor 2025 en 2026  een verhoging met € 50.000,-. 
Terug naar navigatie - Tekstvak 04 watersystemen

Beheer en Onderhoud door AWK voor Watersystemen

Om inspecties uit te voeren ontbreekt nog één set droogzetschotten, deze zijn nodig om tijdig en in het seizoen (tussen 1 april en 1 oktober) de inspectie uit te voeren. Om het reguliere onderhoud op peil te houden wordt de begroting geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex. Dit is onvoldoende voor het beheer en onderhoud wat door de afdeling AWK voor Watersystemen uitgevoerd wordt. Tegelijkertijd volgt uit de uitgevoerde inspecties dat verschillende belangrijke onderdelen, zoals elektromotoren en pompen) om ons watersysteem te laten functioneren aan het eind van de levensduur gekomen zijn. Er is noodzaak om deze cruciale onderdelen beschikbaar te hebben voor het geval deze onverhoopt stuk gaan en de weersomstandigheden het niet toelaten dat het systeem langere tijd niet functioneert.  

Risico’s en kansen:

  • De onderhoudstoestand neemt af en bij uitstel van onderhoud of vervanging zullen hoe langer gewacht wordt met onderhoud, de kosten toenemen, b.v. bij de sterk geoxideerde krooshekken
  • De zoetwatervoorziening op Tholen kan op korte termijn niet gewaarborgd blijven bij  uitval, wanneer er geen reserve elektromotoren beschikbaar zijn.
  • Reparatie van Poldergemalen zal langer op zich laten wachten bij uitval als niet de noodzakelijke onderdelen op voorraad zijn

Financiële en personele consequenties:

  • Gevraagd wordt om voor het reguliere onderhoud structureel de € 35.000,- in de begroting op te nemen voor het conserveren van de krooshekken.
  • Om de software van het CAW systeem aan te passen zowel voor de peilbeheerder als de bedieners vanuit AWK is budget nodig. Tegelijkertijd zal er op locatie besturingsapparatuur vervangen moeten worden waarop deze software kan draaien. Voor de software is € 20.000 nodig en voor de hieraan gekoppelde hardware € 25.000.  Niet alle onderhoud wordt gelijktijdig uitgevoerd, vandaar het verzoek om €45.000 per jaar structureel aan de begroting toe te voegen.
  • Voor de zoetwatervoorziening op Tholen is eenmalig € 50.000,- voor aanschaf van elektromotoren nodig in 2025.
  • Voor het vervangen van vacuümpompen in de Poldergemalen is zowel in 2025 als 2026 incidenteel € 50.000,- benodigd.
  • Daarnaast is eenmalig in 2025 € 50.000,- benodigd voor de aanschaf van droogzetschotten.
Terug naar navigatie - Tekstvak 05 watersystemen

Beheer en Onderhoud van de waterlopen

Maaien:
In 2024 zal het maaiwerk voor de afdeling Watersystemen voor 4 jaar aanbesteed worden. Naast kwaliteitseisen wordt ook gekeken naar de duurzaamheidsuitgangspunten en eisen t.a.v. Emissies. Hierover zijn afspraken gemaakt in Unieverband. Ervaringscijfers van waterschappen Rijn en IJssel en Noorderzijlvest, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer geven aan dat een aanzienlijk onderdeel van CO2 reductie behaald kan worden door het gebruik van HVO100 diesel. 

Natuurvriendelijke Oevers:
In 2024 zal een proef gestart worden met het onderhoud van de natuurvriendelijke oevers (NVO’s). Om de oevers te laten ontwikkelen en meerwaarde te geven voor de ecologie en biologie en daarmee meerwaarde voor de waterkwaliteit is aangepast en gevarieerd onderhoud nodig. Het onderhoud wordt meer onderdeel van het reguliere werk en wordt in 2025 niet meer gelijk uitgevoerd met het baggerwerk wat eens per 8 jaar gedaan wordt. Hiervoor wordt in 2025 verder geëxperimenteerd en zal naar verwachting in 2026 het totale beheergebied onderhouden worden.

Oeverherstel:
De verminderde kwaliteit van materialen, het zoetwater inlaten in de watersystemen, het dynamisch peilbeheer en de korte periode van onderhoudsmogelijkheden in combinatie met ons huidige onderhoudssysteem is niet voldoende om de onderhoudstoestand op niveau te houden. In 2024 wordt de bestaande en gewenste onderhoudstoestand voor het totale beheergebied in beeld gebracht, waarna de financiële gevolgen helder worden. Voor de begroting 2025 volgt een raming op basis van het baggergebied van 2025.

Emissieschermen:
De aanwezigheid van 224 km aan emissieschermen en het ontbreken van duidelijke afspraken hierover heeft tot gevolg dat driekwart van ons watersysteem niet of onvoldoende onderhouden kan worden. Om hier uitvoering aan te geven lopen er gesprekken met NFO en ingelanden in het gebied. In 2024 volgt een advies over de operationele afspraken die nodig zijn en een voorstel om de verordening te actualiseren.

Cultuurhistorische duikers:
Beheer en onderhoud van objecten kost geld. De kosten voor het beheer en onderhoud van cultuurhistorische objecten zijn dusdanig dat deze niet kunnen worden betaald uit de reguliere onderhoudsbudgetten van de afdeling.  Wanneer de primaire functies van de kunstwerken niet kunnen worden gewaarborgd zullen de betreffende kunstwerken moeten worden vervangen door een nieuw kunstwerk. Hierdoor vervalt de cultuurhistorische waarde. Gelet op eerdere besluitvorming is dit niet wenselijk.
We gaan de resterende 3 cultuurhistorische duikers zoals opgenomen in het prioriteringssysteem herstellen. Hiervoor is een bedrag benodigd van € 1.762.000,- (prijspeil 2024).  Dit betreft de duikers:

  • Hengstdijk, Vogelfort 10 (€ 609.000,-);
  • Nummer Eén, nabij kruising Doddenhoek-Vaartdijk (€ 507.000,-);
  • Terneuzen, Westelijke Rijkswaterleiding t.h.v. Oud Zevenaarsdijk (€ 646.000,-).

 Komende periode wordt bezien wanneer deze projecten ingepast kunnen worden in de investeringsplanning, waarna het voorstel volgt om de bestemmingsreserve aan te vullen. 


Risico’s en kansen:

  • Maaien: opnieuw aanbesteden en actuele eisen zullen kostenverhogend zijn.
  • NVO’s: voor de pilotgebieden in 2025 kunnen de werkzaamheden naar verwachting uitgevoerd binnen het bestaande onderhoudsbudget.
  • Oeverherstel: veranderende omstandigheden en een toekomstgerichte aanpak oeverherstel vraagt een uitgebreidere inventarisatie en afspraken over het onderhoudsniveau om de voorgestane kwaliteit op peil te houden.
  • Als er geen of te weinig oeverherstel uitgevoerd wordt zal er schade ontstaan aan aanliggende percelen, zal waterafvoer in het gedrang komen en zullen er klachten richting het waterschap komen.
  • Op plaatsen waar door aanwezigheid van emissieschermen onvoldoende onderhoud uitgevoerd kan worden, zal bladval zorgen voor extra baggeraanwas en zal begroeiing toenemen met verstoppingen tot gevolg en in extremere situaties het onderlopen van de naastgelegen percelen

Financiële en personele consequenties:

  • Het maaibestek wordt naar verwachting aanzienlijk duurder, een eerste inschatting van alleen de duurzamere brandstof is ca. € 330.000 ,-. 
  • De financiële consequenties voor oeverherstel worden in aanloop naar de begroting 2025, op basis van een inventarisatie, in beeld gebracht.
  • In een separaat AV voorstel wordt voorgesteld een bedrag van € 1.438.500,- vanuit de algemene reserve toe te voegen aan de bestemmingsreserve ‘Cultuurhistorische duikers en stuwen’ voor de renovatie van drie cultuurhistorische duikers welke gesitueerd zijn bij Nummer Eén, bij de westelijke rijkswaterleiding en bij Vogelfort Hengstdijk;
Terug naar navigatie - Tekstvak 06 watersystemen

Baggerwerkzaamheden grote wateren

Vanaf 2025 zijn de nieuwe verantwoordingsvoorschriften voor de waterschappen van toepassing. Onderhoudsmatige werkzaamheden kunnen niet meer worden geactiveerd. Hierdoor vindt er een overheveling van baggerwerkzaamheden plaats van de investeringen naar de exploitatie. Dit betreft de baggerwerkzaamheden grote wateren.  Er geld hiervoor een overgangsregeling van 5 jaar (2025-2029).  Op basis van het programmeren en prioriteren van baggerprojecten wordt uitgegaan van een gemiddelde besteding van € 3.500.000,- op jaarbasis. Dit betekent een overheveling van € 700.000,- per jaar vanaf 2025. In de huidige meerjarenrekening was reeds een overheveling voorzien van € 840.000,- .
Voor een duidelijke administratieve overheveling is het voorstel om de onderhanden projecten en de projecten in voorbereiding nog als investering te verantwoorden. Dit heeft betrekking op de jaren 2025 en 2026.  Vanaf 2027 worden alle nieuwe projecten overgeheveld naar de exploitatie.

Voor de meerjarenraming 2025-2029 is in onderstaande tabel opgenomen welke baggerprojecten verantwoord worden in de investeringen en welke in de exploitatie. Hieruit blijkt dat de grootte van de baggerprojecten sterk uiteen kunnen lopen, waardoor dit een ongewenst effect heeft op het exploitatiebudget en zodoende ook op de lastendruk.  Deze fluctuaties kunnen worden opgevangen middels het vormen van een voorziening of een bestemmingsreserve.  Doordat het waterschap bij baggerprojecten mede afhankelijk is van het weer, de medeoverheden en de beschikbaarheid van baggerdepots kan in de praktijk de meerjarenplanning en realisatie uit elkaar lopen, wat niet wenselijk is bij een voorziening. Het advies is zodoende om een bestemmingsreserve 'baggeren grote wateren' te vormen, waarmee de fluctuaties in de jaren 2028, 2030 en 2031 worden opgevangen en we hiermee een kostenegalisatie op dit onderdeel realiseren. Dit sluit aan bij het beleid uit de nota 'weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen' waarin is opgenomen dat  voor bestemmingsreserves een looptijd van 5 jaar van toepassing is met een optie tot verlenging van maximaal 5 jaar (beleidslijn 3). De reserve voor baggerprojecten wordt gevormd voor een looptijd 7 jaar (2025 t/m 2031). 

De voorziene dotaties en onttrekkingen aan de bestemmingsreserve zijn in de onderste regel van onderstaande tabel opgenomen. Jaarlijks wordt het onderhoudsplan geactualiseerd, zodat meerjarig inzicht is in het benodigd baggerbudget voor de grote wateren. De projectmatige aanpak van deze baggerprojecten blijft ongewijzigd.

Planning baggerprojecten x € 1.000
Projectnr. Investeringsproject bagger jaar kosten netto totaal Prognose netto besteding 2025 Prognose netto besteding 2026 Prognose netto besteding 2027 Prognose netto besteding 2028 Prognose netto besteding 2029 Prognose netto besteding 2030 Prognose netto besteding 2031 Prognose netto besteding 2032 Investering/ exploitatie
PRJ1491A Baggeren Smedekensbruggekreek 2024 874 25 16 Investering
PRJ1491 Baggeren Sint Kruiskreek 2025 5.430 3.025 1.779 150 Investering
PRJ1491C Baggeren Boschkreek De Sluis 2025 1.961 1.243 50 20 Investering
PRJ1493A Baggeren Goese Vesten + Oevers 2025 1.383 1.183 Investering
PRJ1493C Baggeren Axel zuid 2026 3.400 700 2.700 Investering
PRJ1491D Baggeren Passageule (vervolg)+Pyramide 2026 3.930 700 3.230 Investering
E212 Baggeren Vlissingen 2027 1.058 423 635 Exploitatie
E213 Baggeren Middelburgse vesten + Veerse en Vlissingse watergang 2028 3.130 1.252 1.878 Exploitatie
E214 Baggeren grote waterleiding Goes 2028 220 88 132 Exploitatie
E220 Baggeren Vesten Hulst 2029 3.400 1.360 2.040 Exploitatie
E215 Baggeren Stroopuit en Blontrok Oostburg 2029 2.561 1.024 1.537 Exploitatie
E216 Baggeren Krabbekreek Sluis 2030 309 124 185 Exploitatie
E217 Baggeren Baarzandsche en Nieuwlandse kreek Breskens 2030 3.302 985 1.813 504 Exploitatie
E218 Baggeren Nieuwkerksche kreek Groede 2031 3.699 1.480 2.219 Exploitatie
E219 Baggeren Plaskreek Hoofdplaat 2031 560 224 336 Exploitatie
TOTAAL NETTO 6.176 6.198 4.845 3.370 3.064 4.125 4.442 840
TOTAAL NETTO IN EXPLOITATIE 0 423 1.975 3.370 3.064 4.125 4.442 840
MJR 2024-2029 voorzien budget in expl. 700 1.400 2.100 2.800 3.500 3.500 3.500
Verschil toevoegen/onttrekken aan bestemmingsreserve 101 700 977 125 -570 436 -625 -942
Terug naar navigatie - Tekstvak 07 watersystemen

Muskusrattenbestrijding

Scheldestromen heeft in 2022 besloten mee te werken aan het behalen van het landelijke doel: Totale verwijdering van de Muskusrat in Nederland. In het bestuursakkoord is opgenomen om de landelijke strategie uit te voeren en de muskusrat terug te dringen tot de landsgrens. Alle formatieplaatsen zijn ingevuld. Het relatief nieuwe speurmiddel e-DNA, wat afgelopen jaar binnen Scheldestromen is getest, wordt vanaf 2024 verder ingezet.
e-DNA is een techniek waarmee de aanwezigheid van muskusratten aangetoond kan worden door monsters van het oppervlaktewater te nemen. Deze techniek is in het LIFE MICA project ontwikkeld en is met name geschikt om in een “nagenoeg” leeg gebied te controleren en speuren op de aanwezigheid van muskusratten. Hiermee kan er effectiever bestreden worden omdat er minder controle uren in lege gebieden gemaakt hoeven te worden. 

Risico’s en kansen:

  • Terugkeer van Muskusratten in gebieden die nu ‘leeg gevangen’ zijn of een onverwachte toename van de populatie.
  • Het uiteindelijk niet halen van de landelijke doelstelling

Financiële en personele consequenties:
De bemonsteringskosten voor het e-DNA zijn niet voorzien. Vanaf 2025 verwachten we hier € 20.000 structureel meer budget voor nodig te hebben.

2.3 Programma Wegen

Terug naar navigatie - Tekstvak 01 wegen

Inrichting van waterschapswegen conform de CROW-richtlijnen

De zorg voor veilige wegen in het buitengebied is een belangrijke taak van het waterschap. Met bijna 4.000 kilometer plattelandswegen is het waterschap daarmee een van de grootste wegbeheerders in Zeeland. Zoals ook in het waterschapsbeheerprogramma (WBP) en het Bestuursakkoord is omschreven staat de verkeersveiligheid daarbij hoog in het vaandel. Op basis van wetenschappelijke onderzoeken heeft het CROW samen met onder andere provinciale wegbeheerders, richtlijnen ontwikkeld voor de veilige inrichting van onze waterschapswegen. Deze richtlijnen hebben betrekking op de inrichting van zowel onze gebiedsontsluitingswegen, alsmede onze erftoegangswegen. Veel van onze wegen voldoen huidig qua inrichting niet aan de CROW-richtlijnen. De inrichting van de waterschapswegen hangt ook samen met de categorisering van onze wegen. Na vaststelling van de stip op de horizon omtrent de nieuwe categorisering zal de inrichting van onze wegen daarom prioriteit krijgen.

Risico’s/ kansen:
De realisatie hiervan zal vele jaren in beslag nemen. Risicogestuurd werken is leidend voor de prioritering van de maatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de vastgestelde netwerken voor fietsers en landbouwverkeer. Zolang niet alle waterschapswegen volledig voldoen aan de inrichting conform de CROW richtlijnen bestaat er verhoogd risico op ongevallen. Ook het imago van het waterschap als wegbeheerder staat hierdoor onder druk.

Financiële en personele consequenties:
Om alle waterschapswegen in te richten conform de landelijke richtlijnen zijn op de lange termijn honderden miljoenen euro's nodig. De voorgestelde herziening van de categorisering leidt tot een aanzienlijke verlaging van de kosten. Dit doordat veel huidige 80-km wegen in de nieuwe categorisering 60-km wegen zullen worden. Het goed inrichten van een 80-km weg is aanzienlijk duurder dan het goed inrichten van een 60-km weg. Op basis van de voorgestelde nieuwe categorisering bedragen de totale kosten naar verwachting (afhankelijk van een besluit over de categorisering) circa € 150 miljoen extra. Maatregelen voor herinrichting worden waar mogelijk gecombineerd met onderhoudswerkzaamheden.

Terug naar navigatie - Tekstvak 02 wegen

Onderhoud aan wegen

Weginspectie, bermen maaien, bomen snoeien, groot onderhoud: Er is altijd veel werk aan de weg. Klimaatveranderingen zoals hitte en droogteschade en de toename van de verkeersintensiteit zorgen structureel voor hogere kosten in het onderhoud van wegverhardingen (denk aan de dek- en slijtlagen). Lange periodes van droogte zorgen voor scheurvorming en verzakkingen van de ondergrond. Toenemende hitte zorg voor veel extra schade aan met name betonwegen, maar ook asfaltwegen. Door de toename van het verkeer (meer,  groter, zwaarder en breder) worden onze wegen en wegbermen zwaarder belast, wat leidt tot toenemende schades.

Risico’s/ kansen:
Meer schade aan wegen en wegbermen leidt tot meer kans op ongevallen. Ook het imago van het waterschap als wegbeheerder staat hierdoor onder druk.

Financiële en personele consequenties:
De schade aan de wegbermen neemt steeds meer toe, wat zorgt voor extra kosten. Daarnaast zien we dat de prijsstijgingen zich afgelopen jaren voortzetten. Dit is ook terug te zien in de stijgingen omtrent het deklagenbestek in 2023 en 2024. Toekomstig zullen er extra financiële middelen nodig zijn om deze kosten blijvend te kunnen dekken. We verwachten toekomstig structureel jaarlijks minimaal € 500.000,-  extra nodig te hebben. Parallel hieraan verwachten we dat de formatie en gelden omtrent de impuls verkeersveiligheid toekomstig structureel benodigd zullen zijn.

Terug naar navigatie - Tekstvak 03 wegen

Herziening wegencategorisering

In Nederland stijgt het aantal doden en gewonden door verkeersongevallen. De afgelopen 5 jaar zijn 28 doden gevallen bij verkeersongevallen op waterschapswegen. Ongeveer 1 op de 3 hiervan vind plaats op een gebiedsontsluitingsweg. Kijkend naar het aantal gewonden vindt ongeveer 9% plaats op gebiedsontsluitingswegen. In zowel het Waterschapsbeheerprogramma (WBP) als het Bestuursakkoord is aangegeven dat we de verkeersveiligheid belangrijk vinden. Na vaststelling van de stip op de horizon omtrent de nieuwe categorisering zal de inrichting van onze wegen prioriteit krijgen. Daarnaast zou de herziening van de categorisering kunnen leiden tot overdracht van wegen tussen Provincie en waterschap.

Financiële en personele consequenties:
De financiële consequenties zijn reeds omschreven in de paragraaf die gaat over de inrichting van onze waterschapswegen. Afhankelijk van een toekomstig besluit tot overdracht van wegen tussen Provincie en waterschap kunnen de kosten voor beheer en onderhoud van wegen toenemen vanwege een uitbreiding van ons areaal.

Terug naar navigatie - Tekstvak 04 wegen

Op orde brengen van kunstwerken (bruggen en duikers onder wegen)

Waterschap Scheldestromen beheert diverse kunstwerken onder wegen, waaronder 98 bruggen en bijna 5000 duikers. Het beheer en onderhoud van onze kunstwerken is komende jaren een belangrijk element. Het waterschap zal, net als andere wegbeheerders, komende periode investeren in het beter in kaart brengen van de status van onze kustwerken. Daarnaast dienen we op basis van de uitgevoerde inspecties onderhoudsmaatregelen uit te voeren. De totale kosten voor de bruginspecties incl. nader onderzoek bedragen huidig circa €350.000,-. Nadat alle inspecties en nadere onderzoeken zijn afgerond, zal een lange termijn visie worden opgesteld zodat de noodzakelijke onderhouds- en vervangingsmaatregelen op basis van risico’s geprioriteerd en geprogrammeerd kunnen worden en bepaald kan worden welke financiële middelen hiervoor benodigd zijn. 

Risico’s/ kansen:
Zolang de status en het benodigde onderhoud van onze kunstwerken niet bekend is bestaat er een risico m.b.t. het veilig gebruiken van deze kunstwerken.  

Financiële en personele consequenties:
Dit zal financiële consequenties hebben voor de vervanging van en het beheer en onderhoud van onze kunstwerken. 

Terug naar navigatie - Tekstvak 05 wegen

Voertuigontwikkelingen

Technologische ontwikkelingen m.b.t. voertuigen zullen het verkeer ingrijpend veranderen. Er ontstaan door de jaren heen steeds nieuwere en snellere voertuigen. Daarbij worden auto’s en landbouwmateriaal groter en zwaarder. Dit brengt nieuwe veiligheidsrisico’s met zich mee. Aan de andere kant worden auto’s ook slimmer en veiliger waardoor het de vraag is of we over 10 jaar nog snelheidsbeperkende maatregelen of bewegwijzering nodig hebben. Al deze veranderingen zullen hoe dan ook impact hebben op de inrichting van onze wegen en fietspaden.

Financiële en personele consequenties:
Dit zal hogere kosten met zich meebrengen, maar wellicht ook kostenbesparingen.

Terug naar navigatie - Tekstvak 06 wegen

Infrastructuur voor fietsers 

Het Zeeuws Toekomstbeeld Fiets wordt door steeds meer gemeenten hoog op de prioriteitenlijst gezet. Wij worden daarbij betrokken en er zal om inzet vanuit het waterschap worden gevraagd: fietsroutes lopen nu eenmaal vaak over of langs waterschapswegen.

Financiële en personele consequenties zijn nog niet in te schatten.

Terug naar navigatie - Tekstvak 07 wegen

Zorgplicht bomen 

Boomeigenaren hebben op basis van het Burgerlijk Wetboek (art 6:162) een wettelijke zorgplicht voor hun bomen. De algemene zorgplicht houdt in dat een eigenaar verplicht is zijn bomen regelmatig en systematisch te onderhouden en periodiek te inspecteren op mogelijke gebreken. Een verhoogde zorgplicht geldt bij verhoogde gevaarzetting en doet zich voor afhankelijk van de toestand van de boom, de grootte (omvang) van de boom, de locatie en de verkeersintensiteit. De onderzoeksplicht is van toepassing wanneer bij bomen uitwendige gebreken of symptomen voor verborgen gebreken zijn vastgesteld waardoor het vermoeden is dat daar mogelijk gevaar voor de (verkeersveiligheid) op kan treden. Daar waar nodig dient men actie te ondernemen. In 2023 is het project zorgplicht bomen binnen de afdeling Wegen & VTH afgerond. De implementatie van de nieuwe werkwijze is 2024 ingezet en zal toekomstig worden geborgd. Door deze aangepaste werkwijze voldoet het waterschap aantoonbaar aan haar zorgplicht en wordt bovendien efficiënter omgegaan met de beschikbare middelen: bomen met een hoger risico krijgen meer aandacht dan bomen met een laag risico. 
 
Risico’s/ kansen:
Als we de zorgplicht bomen implementeren en borgen zijn er geen risico’s van toepassing.

Financiële en personele consequenties:
De kosten blijven grotendeels gelijk. De aandacht voor de bomen die veel risico met zich mee brengen gaat omhoog, maar daarentegen gaat de aandacht voor de bomen die weinig risico met zich meebrengen omlaag. 

Terug naar navigatie - Tekstvak 08 wegen

Afname beschikbare ruimte voor beplanting en toenemende vraag naar compensatie

Door diverse ontwikkelingen zoals de noodzakelijke ruimte voor kabels en leidingen (glasvezel en netcongestie) wordt het steeds moeilijker om wegbeplanting te handhaven of terug te planten na rooien van versleten beplanting. Daarnaast is de noodzaak voor een obstakelvrije zone vanuit verkeersveiligheid soms een beperkende factor bij het terug planten. De Provincie vraagt van ons d.m.v. de Bosvisie om ons areaal aan beplanting uit te breiden.

Risico’s/ kansen:
Dit kan invloed hebben op de realisatie van onze bestuurlijke kpi waarin we aangeven dat we de hoeveelheid wegbeplanting minimaal gelijk houden aan de hoeveelheid van 2023.

Financiële en personele consequenties zijn nog niet in te schatten.

Terug naar navigatie - tekstblok wegen

Openbare verlichting

Het waterschap plaatst verlichting langs haar wegen op locaties waar dit vanwege de verkeersveiligheid gewenst of zelfs vereist is. Het bestuur heeft op 4 juli 2023 besloten om de lichtmasten van gemeenten die langs waterschapswegen staan over te nemen in eigendom en beheer en onderhoud. Een deel van deze lichtmasten heeft niet zozeer een functie voor de verkeersveiligheid, maar wel voor sociale veiligheid. Bij de actualisatie van ons beleid m.b.t. openbare verlichting zal afgewogen moeten worden in hoeverre het waterschap verlichting voor sociale veiligheid in de toekomst wil handhaven. Voor de overdrachten worden er huidig tot en met 2025 overeenkomsten afgesloten met de betreffende gemeenten.

Financiële en personele consequenties:
Bij overdracht wordt door de overdragende gemeenten een gewenningsbijdrage betaald die wordt toegevoegd aan een bestemmingsreserve. Hieruit kan de eerste jaren na overdracht het beheer en onderhoud worden betaald. Uiteindelijk zullen de kosten voor beheer en onderhoud voor een structurele kostenstijging van circa € 250.000,- per jaar (prijspeil 2023) zorgen.

Terug naar navigatie - Tekstblok wegen2

Risicogestuurd en efficiënt beheer en onderhoud

De afdeling wegen is verantwoordelijk voor het beheren en onderhouden van onze wegen, onze kunstwerken, onze lichtmasten en ons groen areaal: de assets van de afdeling wegen. Hierbij is de balans tussen de afgesproken prestaties uit het waterschapsbeheerprogramma en het bestuursakkoord, de risico’s en financiële kaders essentieel. Om de beschikbare mensen en middelen maximaal te benutten investeren we in werkwijze waarbij de urgentie van ons onderhoud wordt bepaald aan de hand van risico’s en waarbij de hele levenscyclus van onze assets integraal worden beoordeeld. De assetmanagementadviseur vervult in deze afwegingsystematiek reeds een belangrijke rol. Naast deze assetmanagementadviseur is er aanvullend echter behoefte aan een maintenance engineer om het omschreven beleid optimaal te vertalen naar concrete onderhoudsplannen voor zowel de korte als lange termijn.

Financiële en personele consequenties:
Voor de hierboven beschreven ontwikkeling is toekomstig behoefte aan uitbreiding van de formatie (€ 110.000,-).

2.4 Programma Afvalwaterketen

Terug naar navigatie - Tekstvak 01 afvalwaterketen

Balans tussen prestaties, risico’s en kosten
De afdeling Afvalwaterketen is verantwoordelijk voor het beheren en onderhouden van de zuiveringen, rioolgemalen en persleidingen: de assets van Afvalwaterketen. Hierbij is de balans tussen de afgesproken prestaties (vanuit het WBP en bestuursakkoord), de risico’s die geaccepteerd worden en de bijbehorende kosten essentieel. Deze balans en de manier waarop het beheer en onderhoud is ingericht kan nog beter: er zijn verwachtingen (prestatie-eisen) vanuit het bestuur die niet gedekt zijn door middelen (bijv. op het gebied van duurzaamheid). Ook zijn er assets die met hun staat van onderhoud leiden tot meer risico dan acceptabel, maar er zijn ook assets waar juist ‘risico-ruimte’ zit. Deze assets kunnen misschien toe met een lager onderhoudsfrequentie, zonder dat dat consequenties heeft voor het behalen van de afgesproken prestaties. De balans kan scherper en de prioritering van beheer en onderhoud kan verbeteren. Momenteel ervaart de afdeling een tekort aan middelen en capaciteit voor het uitvoeren van het huidige werk.

Risico’s/kansen:
Door het  implementeren van een nog meer risico gestuurde benadering van het onderhoud, in plaats van het traditionele per soort/type bedrijfsmiddelen ingerichte onderhoud, kunnen onderbouwde keuzes worden gemaakt in ons onderhoudsbeleid.  Belangrijkste effect is een meer onderbouwde keuze in onderhoudsmanagement en daarop afgestemde middelen en formatie.

Financiële en personele consequenties:
In 2024 wordt gestart met het oppakken van een meer risico gestuurde benadering van een aantal bedrijfsmiddelen. Voor de gewenste capaciteit voor het op orde brengen van de balans tussen prestaties, risico's en kosten is meer formatie nodig.

Terug naar navigatie - Tekstvak 02 afvalwaterketen

Emissie lachgas
Op rwzi's ontstaat tijdens het stikstofverwijderingsproces lachgas (N2O). Lachgas is een zeer sterk broeikasgas en zorgt voor een groot deel van onze CO2-footprint. Om meer inzicht te verkrijgen in de condities waaronder lachgas ontstaat en om op basis daarvan reductiemaatregelen te bepalen, loopt er een landelijk versnellingsprogramma lachgasreductie. Waterschap Scheldestromen doet hieraan mee. Aangegeven is dat we vanaf 2025 voor 4 jaren de lachgasuitstoot op rwzi Walcheren en rwzi Breskens gaat monitoren en mogelijke maatregelen gaat testen. Na dit versnellingsprogramma moet duidelijk zijn hoe groot de lachgasemissie is van de zuiveringen en welke reductiemaatregelen er genomen kunnen worden. Dit draagt allemaal bij aan de verplichting van het verkleinen van de CO2-footprint.

Risico’s/kansen:
Meedoen aan dit programma levert veel kennis op.

Financiële en personele consequenties:
De kosten voor Scheldestromen voor deelname aan dit programma zijn onderverdeeld in exploitatiekosten en investeringen. In exploitatie is € 150.000 benodigd voor personeel (uitbreiding formatie operator en  technoloog voor een periode van 4 jaar, vanaf 2025) en € 72.000,- bijdrage aan de landelijke programmakosten vanaf 2024.  In de investeringen is de subsidiabele meetapparatuur geraamd;  bruto € 685.000,- met € 335.000,- subsidie waardoor netto € 350.000,- overblijft.

Terug naar navigatie - Tekstvak 03 afvalwaterketen

Overdracht rioolgemalen/leidingen Gemeente Terneuzen
Projecten PJ1543A Renovatie rg Magrette / PRJ1543B Renovatie rg Zuiddorpe Hoofdweg Zuid /PRJ1543C Renovatie rg Axel, Justaasweg staan gepland in 2025. Deze rioolgemalen zullen dan worden aangepast aan de eisen van de gemeente Terneuzen en worden overgedragen aan de gemeente Terneuzen. In 2024 zal hiervoor een overeenkomst worden opgesteld. De leidingen staan na 2029 gepland.

Financiële en personele consequenties:
Wanneer de rioolgemalen worden overgedragen, zullen deze versneld afgeschreven moeten worden ten laste van exploitatie. Met de huidige planning betekent dit een extra afschrijvingslast in 2025 van circa € 1,7 mln. De mogelijk te ontvangen gewenningsbijdrage  hiervoor en na overdracht lagere onderhoudskosten staan hier tegenover. In 2024 wordt hiervoor een voorstel met overeenkomst aan het bestuur voorgelegd.

Terug naar navigatie - Tekstvak 04 afvalwaterketen

Verkenning toekomst effluentleiding Kanaalzone
Met bedrijven en stakeholders de mogelijkheden verkennen voor de toekomst van de bedrijfseffluentleiding in de Kanaalzone. Doel is een gezamenlijke visie op de verwerking van het bedrijfseffluent in de toekomst en afspraken maken over de verdeling van taken en kosten.

Risico’s/kansen:
Verkenning kan meer tijd kosten vanwege vele stakeholders en uiteenlopende belangen. Kans op een gezamenlijke oplossing en beperken risico’s en bemoeienis waterschap met bedrijfseffluentverwerking. Optimale afvoercapaciteit (voor bedrijfseffluent) Afstemming en samenwerking in taakuitvoering met de omgeving. 

Financiële en personele consequenties:
Kosten voor de verkenning zijn nog niet geheel duidelijk, maar deze worden voorzien uit de reserve waarin vanaf 2024 nog € 62.000,- beschikbaar is, gedurende  de verkenning zal blijken of dit voldoende is. In de begroting 2025 wordt meer duidelijkheid gegeven over deze kosten.

Terug naar navigatie - Tekstvak 05 afvalwaterketen

Beleidsontwikkeling hergebruik effluent
Nieuwe wetgeving, veranderend klimaat en de wens om circulair te worden, zijn aanleidingen om het beleid rond hergebruik effluent te herzien. Daarnaast is er de wens om beter inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor het inzetten van effluent. Komende tijd wordt vanuit twee concrete casussen (verkenning rwzi Westerschouwen en mogelijk rwzi Walcheren  ) verkend welke mogelijkheden voor hergebruik er zijn. De bestuurlijke keuzes die hieruit volgen worden in beleid vastgelegd. 

Risico’s/kansen:
Het waterschap is geen waterleverancier en zal niet overal in staat zijn aan alle verwachtingen te voldoen. Daarmee is het cruciaal om scherp neer te zetten wat de rol van het waterschap is, en wat men van ons mag verwachten. Effluent is een potentiële zoetwaterbron, maar er zijn ook risico's aan het hergebruik voor omgeving en gezondheid. Vaak zullen investeringen nodig zijn voor het opwaarderen van het effluent, of het transporteren naar de gevraagde locatie. Dat maakt dat het komen tot een sluitende businesscase moeilijk zal blijven.  Hergebruik effluent draagt bij aan doelen voor nuttig (her)gebruik (afvalwaterketen) en zoetwaterbeschikbaarheid (watersystemen). 

Financiële en personele consequenties:
Kosten voor de tweede verkenning (mogelijk rwzi Walcheren) worden ingeschat op € 50.000,- in 2025.

Terug naar navigatie - Tekstvak 06 afvalwaterketen

Hernieuwing richtlijn stedelijk afvalwater
De Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater stelt minimumeisen voor de zuivering van stedelijk afvalwater en is daarom een heel belangrijk kader voor het uitvoeren van de zuiveringstaak door de Nederlandse waterschappen. Er ligt een concepttekst die naar verwachting in 2024 door het Europees Parlement zal worden vastgesteld. Daarna volgt een traject van enkele jaren waarin de wetgeving naar Nederlandse wetgeving wordt vertaald en een aantal onderwerpen verder wordt uitgewerkt. Potentieel kan de wetgeving gevolgen hebben voor de huidige bedrijfsvoering. Zo kan het zijn dat er eisen komen met betrekking tot het verwijderen van medicijnresten. Mogelijk zijn er dan aanvullende zuiveringsstappen nodig bij (enkele) van de rwzi’s. Ook wordt gekeken naar de effecten op energie- en grondstoffenverbruik bij het bepalen van maatregelen.

Risico’s/kansen:
Mogelijk komen er aanvullende/strengere zuiveringseisen en eisen voor energieverbruik die vragen om extra investeringen op de rwzi’s.  Ontwikkelingen op het vlak van zuiveringseisen dragen bij aan de waterschapstaak gezuiverd afvalwater. Daar waar keuzes in ambitieniveaus gemaakt kunnen worden, worden deze bestuurlijk voorgelegd.

Financiële en personele consequenties:
Aanvullende maatregelen leiden tot extra exploitatielasten ten opzichte van het huidige budget.  In 2025 verwachten we nog geen nieuwe investeringen, maar mogelijk op langere termijn wel. Effecten op de formatie zijn nog niet te voorzien. Impact op formatie en middelen zal afhankelijk zijn van gemaakte (bestuurlijke) keuzes.

Terug naar navigatie - Tekstvak 07 afvalwaterketen

PHA2USE
Het PHA2USE-project is gericht op de grootschalige productie van Caleyda als plasticvervanger uit onder andere zuiveringsslib. In het PHA2USE project wordt onderzocht wat nodig is om volgende stap te zetten naar productie op grote schaal. Het is een vervolg op het eerder uitgevoerde Phario project waarin onderzocht is of het mogelijk is om deze plasticvervanger te produceren uit zuiveringsslib. 
Het PHA2USE-project bevindt zich momenteel in de afsluitende fase, waarbij de operatie in Dordrecht tot mei 2024 loopt. Na afloop van het project volgt een evaluatie en advies voor een eventuele volgende stap. 

Risico’s/kansen:
De techniek geeft een optie voor duurzame verwerking van slib, naast de al bestaande routes voor het winnen van grondstoffen en energie uit slib, waarmee een alternatief geproduceerd kan worden voor plastic. Deze plasticvervangers zijn afbreekbaar en daardoor niet schadelijk voor het milieu. De ontwikkeling draagt bij aan de taak voor het verwerken van slib, en de doelstelling voor een circulaire economie.

Financiële en personele consequenties:
Indien het waterschap na de evaluatie besluit door te gaan met de verdere ontwikkeling van deze innovatie, dan worden ook de kosten in beeld gebracht.  Bij nieuwe ontwikkelingen in het project kan een nieuw kredietvoorstel aan de Algemene Vergadering voorgelegd worden.

Terug naar navigatie - Tekstvak 08 afvalwaterketen

ZZS en PFAS
Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn chemische stoffen die een aantal kenmerken hebben: ze zijn kankerverwekkend, ze zijn niet of zeer moeilijk afbreekbaar, ze zijn giftig bij lage concentraties, ze hopen zich op in het milieu en in levende wezens, of ze beschadigen het DNA waardoor ze erfelijke veranderingen kunnen veroorzaken. Nederland kent een structurele aanpak voor ZZS. Een aantal van deze stoffen komen via de riolering op de rioolwaterzuivering terecht en een deel komt daarna via een effluentlozing (gezuiverd afvalwater) in het oppervlaktewater terecht. 
Op dit moment krijgen vooral de Poly- en perfluoralkylstoffen  (PFAS) veel aandacht. Met name in de Westerschelde zijn hoge concentraties aangetroffen die terug te leiden zijn naar lozingen door bedrijven in Antwerpen en omgeving. In onderzoeken bij een beperkt aantal zuiveringen in Nederland zijn deze stoffen ook aangetoond in wisselende hoeveelheden. Nu heeft waterschap Scheldestromen de aanwezigheid van PFAS in het gezuiverde afvalwater van de zuiveringen laten onderzoeken. In 2024 komt hier een rapportage over. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek kan verder brononderzoek worden uitgevoerd. Dit sluit aan bij de voorgestelde lijn vanuit de Unie van Waterschappen, om de vervuiling bij de bron aan te pakken.

Risico’s/kansen:
Als PFAS aanwezig zijn in het gezuiverde afvalwater dan wordt het oppervlaktewater hiermee belast. De rapportage zal inzicht geven in de hoeveelheid PFAS in het gezuiverde afvalwater. Maar het verwijderen van PFAS op een zuivering is op dit moment niet mogelijk omdat er nog geen gangbare technieken voor bestaan. Afhankelijk van de resultaten kan een vervolgtraject worden gestart waarbij waterschap Scheldestromen in samenwerking met de RUD (regionale uitvoeringsdienst) brononderzoek doet om zo te achterhalen welke bedrijven PFAS lozen op de riolering. Als er inzicht is in de hoeveelheden PFAS die via de zuiveringen in het oppervlaktewater terecht komen kan via brononderzoek achterhaald worden wat de bronnen zijn om zo de PFAS-belasting te verminderen. 

Financiële en personele consequenties:
De uitkomsten van de rapportage moeten worden afgewacht om financiële en personele consequenties in beeld te brengen. Mogelijk is extra budget nodig voor extra analyses en externe advisering.

Terug naar navigatie - Tekstvak 09 afvalwaterketen

Hergebruik effluent rwzi Terneuzen
Sinds 2010 is de membraanbioreactor (MBR) op de rwzi Terneuzen in bedrijf voor de productie van bedrijfswater voor DOW Chemical bv. De MBR is een gezamenlijk project van Evides en het waterschap. De MBR is gebouwd om een deel van het aanbod aan afvalwater op de rwzi Terneuzen te zuiveren (ca. 25% van het aanbod) en de productie van permeaat (effluent ontdaan van onopgeloste bestanddelen door middel van membranen) voor de productie van bedrijfswater. Het contract loopt medio 2025 af. 
De samenwerking met Evides wordt gecontinueerd. Het zuiveren van 25% van het afvalwater door derden is aanbestedingsplichtig. Doordat we maximaal transparant zijn geweest over het voornemen tot het gunnen van deze diensten is het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst mogelijk. Voor deze dienst betaalt het waterschap een jaarlijkse vergoeding.  Evides gaat het beheer en onderhoud van de MBR volledig overnemen en de benodigde herinvesteringen doen aan het membraandeel.  De bioreactor dat onderdeel is van de MBR is in eigendom van het waterschap. Onderdelen van deze installatie, zoals de automatisering en de perforatierooster worden indien nodig in de komende jaren op basis van inspecties en risicobenadering vervangen. Deze investeringen komen ten laste van het waterschap. EIW maakt tijdig inzichtelijk wanneer deze vervangingen zijn voorzien, zodat het waterschap deze kan opnemen in een voorjaarsnota en begroting volgens de normale plan- en controlecyclus. In de samenwerkingsovereenkomst zijn hierover afspraken vastgelegd.

Risico’s/kansen:
Het effluent van de rwzi Terneuzen wordt duurzaam hergebruikt en draagt daarmee bij aan de circulairiteitsdoelstellingen. De rwzi Terneuzen hoeft vervolgens niet uit te breiden.

Financiële en personele consequenties:
Voor deze dienstverlening is het waterschap jaarlijks een bedrag van € 400.000,- incl. BTW (prijspeil 2023) verschuldigd. Naar verwachting stijgen de exploitatiekosten daarmee voor het waterschap met € 300.000,-. Indexering naar 2024 kan pas eind 2024 plaatsvinden, omdat pas aan het eind van 2024 de parameters bekend zijn aan de hand waarvan de indexering wordt berekend. In de voorjaarsnota worden de consequenties van de overeenkomst aangekondigd en opgenomen in de begroting 2025. Voor het zuiveren van 25% van het afvalwater door Evides gaat het waterschap jaarlijks een vast bedrag per jaar met ingang van juli 2025 betalen. Voor 2025 betekent dit een verhoging van de exploitatiekosten van  € 150.000,- inclusief btw (prijspeil 2023). Voor 2026 en verder betreft het een verhoging van de exploitatie € 300.000,- inclusief BTW (prijspeil 2023).

Terug naar navigatie - Tekstvak 10 afvalwaterketen

Formatieplan AWK
AKW is een afdeling die 24 uur per dag gedurende 7 dagen in de week verantwoordelijk is voor het transporteren en zuiveren van afvalwater in het beheergebied van Scheldestromen. Daarnaast wordt het onderhoud aan de technische installaties van de assets van de afdelingen AWK, WS en WK verricht. Binnen de afdeling AWK, voorheen Zuivering & Installatiebeheer (ZI), wordt al jarenlang met eenzelfde formatie de taken van de afdeling AWK uitgevoerd. Dat gebeurt al sinds de fusie van de waterschappen Zeeuws-Vlaanderen en Zeeuwse Eilanden tot Scheldestromen in 2009, en daarvoor al veel langer. Tijdens de laatste reorganisatie in 2022 is het aantal teamleiders verminderd van 6 naar 4 en zijn hun taken verschoven naar teammedewerkers. De projectleiders, met hun specifieke rol als technisch expert, zijn verplaatst naar de afdeling Projecten, de riolisten zijn toegevoegd aan AWK. Er is sprake van een disbalans tussen formatie en workload. Het aantal assets en daarmee ook het aantal bedrijfsmiddelen is bijvoorbeeld de afgelopen jaren met meer dan de helft toegenomen. De formatie van de afdeling afvalwaterketen is om diverse redenen niet meegegroeid met de uit alle veranderingen volgende toegenomen taakstelling.

Risico's/kansen:
In en op zuiveringen en installaties is echter als gevolg van (technologische) ontwikkelingen, uitgevoerde renovatie- en nieuwbouwprojecten en toegepaste kennis en kunde behoorlijk wat veranderd. Het niet op orde hebben van de beleid, beheer-, procesvoerings- en onderhoudstaken leidt tot het niet voldoen aan wet- en regelgeving en prestatie-eisen (minder verpompt/ gezuiverd dan vereist) en onacceptabele risico’s (risico op imagoschade, risico op ongezuiverde lozingen), zeker ook in relatie tot toekomstige ontwikkelingen. 

Financiële en personele consequenties:
Voor elke AWK-team is inzichtelijk gemaakt waar de druk op de uitvoering van de taken uit bestaat. Per team zijn de werkzaamheden en taken in beeld en is bepaald hoeveel capaciteit benodigd is. De analyse van het tekort aan capaciteit is gebaseerd op hetgeen er nodig is aan capaciteit minus wat beschikbaar is aan capaciteit. Daar waar gegevens voorhanden zijn is daar uiteraard gebruik van gemaakt, van ontbrekende gegevens is een inschatting gemaakt. De basis wordt gevormd door de (evaluatie van) teamplannen, data uit het OnderhoudsBeheerSysteem (OBS ), aantal objecten, bedrijfsmiddelen, (niet) uitgevoerde werkorders voor preventief en correctief onderhoud etc., storingsanalyses en tijdschrijfregistraties van de afgelopen 3 jaar. De voorgestelde fte-uitbreiding is voor het op orde brengen van en toekomstbestendig maken van AWK om beleid, beheer, onderhoud en de procesvoering bij de afdeling AWK (en assets van WS en WK) waarbij de personeelslasten jaarlijks € 1,2 mln. hoger zullen worden (€ 847.000 in 2025) . De invulling is nader geprioriteerd door de jaren heen (tot 2027)

Deze formatie-uitbreiding bevat niet de benodigde inzet van capaciteit vanuit de afdeling AWK voor de uitvoering van de in de begroting 2025 opgenomen projecten en de voorbereiding van de in de meerjarenraming voor 2026 opgenomen projecten. Dit is een situatie waarvoor in de toekomst structureel inzet van de afdeling afvalwaterketen is vereist. Een toelichting hierop staat vermeld onder 'Begeleiding projecten door de afdeling Afvalwaterketen'. 

Terug naar navigatie - Tekstvak 11 afvalwaterketen

Kostenontwikkeling versus onderhoud
De exploitatiebudgetten voor de uitvoering van de verschillende taken worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de consumentprijsindex (CPI) conform de hiervoor gestelde financiële kaders. Deze CPI heeft betrekking op het prijsverloop van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. 
De economie heeft de laatste jaren een aantal grote schokken te verwerken gekregen. Corona, de oorlog in Oekraïne (en de daardoor veroorzaakte energiecrisis), een rap oplopende inflatie en snelle renteverhogingen van centrale banken hadden grote gevolgen voor huishoudens en bedrijven. Door ingrijpen van de overheid zijn de effecten voor met name de huishoudens beperkt gebleven. Dit is echter niet het geval voor bepaalde kostenontwikkeling voor producten die gebruikt worden in de afvalwaterketen. Denk hierbij aan chemicaliën en energie waarvoor de exploitatie sterk is verhoogd. Het onderhoudsbudget voor civiel/bouwkundig en mechanisch/elektrisch onderhoud zijn enkel gestegen met de CPI. Gevolg hiervan is dat het huidige onderhoudsbudget niet meer aansluit bij het benodigde budget voor onderhoud. Op basis van het uit de inspecties gebleken onderhoudswerk waarbij vele onderdelen aan het einde van hun technische levensduur komen worden bovenop het huidige onderhoudsbudget diverse vervangings- en reparatiekosten opgenomen in de begroting 2025. De afgelopen jaren is een structureel tekort op onderhoud vanaf 2019 verder opgelopen. Voorgesteld wordt om het onderhoudsbudget hiervoor structureel te verhogen om de achterstand van afgelopen jaren te vereffenen.

Risico’s/ kansen:
Door het niet verhogen van het onderhoudsbudget kan de instandhouding en het goed functioneren van de vele bedrijfsmiddelen niet worden gegarandeerd.

Financiële en personele consequenties:
Budget onderhoud structureel verhogen met € 435.000,-.

Terug naar navigatie - Tekstvak 12 afvalwaterketen

Data op orde
Voor het beheren van de assets zijn een grote hoeveelheid aan data voorhanden. Deze data worden eenmalig vastgelegd in bepaalde vastgestelde systemen. Onder andere worden geografische informatie vastgelegd in ArcGIS, technische bedrijfsmiddelen in Onderhoudsbeheerssysteem (OBS), tekeningen in Meridian en foto's in de Beeldbank, enz. Deze data zijn de zogenaamde statische gegevens. Deze data zijn de basis waarmee samen met meet- en monitoringsgevens (dynamische gegevens) verwerkt te worden naar informatie om sturing en beheer van objecten te volgen en bij te sturen. Zo ook is het onderhoud van alle bedrijfsmiddelen gekoppeld aan deze data.
Afgelopen jaren is door vele personele wisselingen de kernregistratie niet geheel meer op orde. In de komende jaren gaan we hiermee aan de slag.

Risico’s/kansen:
Voor een adequate analyse in relatie tot het in balans brengen van prestaties, kosten en risico's en uitvoeren van risicogestuurd onderhoud  is het op orde brengen van de data en documenten essentieel. 

Financiële en personele consequenties:
De komende 2 jaar wordt extra personeel ingehuurd om de data op orde te krijgen en kosten hiervoor worden ingeschat op € 215.000,- .

Terug naar navigatie - Tekstvak 13 afvalwaterketen

SAZ+ en samenwerking met bedrijfsleven
De SAZ+ is een samenwerking van ketenpartners bestaande uit alle gemeenten, Evides drinkwater bv en het waterschap. In de huidige situatie hebben bedrijven geen zetel in dit samenwerkingsverband. In het bestuursakkoord van het waterschap is aangegeven om kennisuitwisseling met het bedrijfsleven te initiëren indien alle samenwerkingspartners het hier mee eens zijn. In 2024 wordt in overleg met de klankbordgroepleden van de SAZ+ onderzocht hoe we het contact en de kennisuitwisseling met het bedrijfsleven kunnen vergroten. Reeds in de huidige situatie worden  op diverse vlakken met bedrijven opgetrokken voor kennisuitwisseling op het gebied van watertechnologie, aannemerij , leveranciers en ingenieursbureaus. Mogelijk zijn er op het gebied van stedelijk wateropgave en zoetwaterbeschikbaarheid samenwerkingen te creëren. 

Risico’s/kansen:
Kennisvergroting van de SAZ+-partners vindt mogelijk plaats.

Financiële en personele consequenties:
Verwacht wordt dat de consequenties beperkt zijn om het onderzoek uit te voeren.

Terug naar navigatie - Tekstvak 14 afvalwaterketen

Actualisatie Nota rioleringen
In de nota rioleringen worden de kaders vanuit het waterschap vastgesteld voor de afstemming over de gemeentelijke watertaken. De huidige nota rioleringen (2014) is verouderd en actualisatie is noodzakelijk. Dit betreft zowel het updaten van bestaande onderwerpen, als het uitwerken van nieuwe thema's zoals de omgevingswet. In relatie tot de omgevingswet wordt  bepaald of de kaders worden opgenomen in de Waterschapsverordening. 
De trekker is de afdeling afvalwaterketen, verder zijn de functionele afdelingen watersystemen en wegen & VTH (plantoetsing) betrokken. Afstemming met de Zeeuwse gemeenten wordt zoveel mogelijk via de SAZ+ gedaan. De nota wordt geschreven door het waterschap, voor het uitwerken van de verschillende thema's kan externe ondersteuning door adviesbureaus nodig zijn.

Risico’s/ kansen:
Door middel van de in de nota op te nemen kaders, die via de SAZ+ worden afgestemd met de gemeenten, wordt duidelijk op welke wijze de plantoetsing van de gemeentelijke watertaken plaatsvindt.

Financiële en personele consequenties:
De kosten voor advies worden gefinancierd uit huidige begroting 2024. 

Terug naar navigatie - Tekstvak 15 afvalwaterketen

KRW-maatregelen op 4 rwzi’s
Vier rwzi's, te weten rwzi Oostburg, rwzi Breskens, rwzi Camperlandpolder en rwzi Kloosterzande moeten in het kader van de KRW-maatregelen nemen om de totaalstikstof in het effluent gedeeltelijk te reduceren. Op rwzi Oostburg en rwzi Breskens zijn reeds maatregelen genomen. Uit de evaluatie van deze maatregelen is geconstateerd dat de rwzi Oostburg voldoet aan de gestelde reductie-inspanning. Echter is het nodig de sturing van het zuiveringsproces door analysers te laten plaatsvinden. De huidig gebruikte sensoren hebben geen stabiel sturingssignaal. De rwzi Breskens voldoet aan de in 2016 gestelde lozingseisen, maar de in het kader van de KRW in 2018 gestelde stikstofreductie wordt niet behaald. Aanvullende maatregelen worden nader onderzocht. Om te voldoen aan de KRW-reductiedoelstelling wordt een tijdelijke maatregel voorzien zodanig dat het effluent niet in het KRW-lichaam kan stromen. De rwzi Kloosterzande wordt in 2027 uitgebreid en gaat daarmee ook aan de reductiedoelstelling uit de KRW voldoen. Voor de rwzi Camperlandpolder zijn ook analysers voorzien om de sturing te verbeteren. Streven is om dit in 2025 te realiseren. 

Risico’s/kansen:
Het niet tijdig voldoen aan de in het kader van de KRW gestelde stikstofreductiedoelstelling 

Financiële en personele consequenties:
De investeringen worden verantwoord in het onderdeel afvalwaterketen projecten. Komende periode wordt bezien of het mogelijk is de investering naar voren te halen. 

Terug naar navigatie - Tekstvak 16 afvalwaterketen

Onderzoek naar opslagtanks voor chemicaliën op drie rwzi's
Op de drie grote rwzi's, te weten Walcheren, Terneuzen en Willem Annapolder worden bulkchemicaliën opgeslagen in tanks. In de huidige wetgeving moeten deze tanks voldoen aan de zogenaamde Beoordelingsrichtlijn (BRL) als onderdeel van de Omgevingswet. Voor een aantal opslagtanks die reeds eind jaren tachtig zijn geplaatst is onduidelijk of deze nog voldoen aan de BRL. De opslagtanks worden in 2024 door een onafhankelijk derde getoetst en op basis van deze toetsing worden de benodigde aanpassingen op de drie rwzi's doorgevoerd.

Risico’s/ kansen:
De opslagtanks voldoen niet aan de BRL.

Financiële en personele consequenties:
Het uitvoeren van het onafhankelijk advies betreft een eenmalige uitgaven van ca. € 50.000,-, Dit wordt gerealiseerd in 2024. In de Meerjarenivesteringraming is tevens een investering opgenomen van € 500.000,- in 2027 (zie omschrijving bij projecten afvalwaterketen). Onduidelijk is of dit afdoende is voor alle benodigde investeringen. Mogelijk worden een aantal opslagtanks vervangen in reeds geplande projecten.

Terug naar navigatie - Tekstvak 17 afvalwaterketen

Energie-inkoop
Normaal gesproken wordt energie, en met name elektriciteit, lang van tevoren ingekocht. Hierdoor zijn we in het verleden in staat gebleken om tegen een stabiele en lage prijs energie in te kopen. Hierdoor hebben we tot nu toe beperkt last gehad van de extreem hoge prijzen in 2022 en 2023.

Door de extreme marktprijzen hebben we de laatste jaren geen elektriciteit ingekocht. Voor 2025 en verder zullen we in 2024 wel weer een nieuwe overeenkomst af moeten sluiten. De marktprijzen zijn inmiddels weer sterk gedaald (maar nog steeds hoger dan voor de oorlog in Oekraïne). De risico-opslagen van de leveranciers zijn echter nog steeds extreem hoog. Ook is de markt nog steeds dermate verstoord dat er weinig of geen inschrijvers zijn geweest op recente aanbestedingen van andere overheden. Daarom is voor de inkoop voor 2025 en verder gekozen voor een alternatieve inkoopprocedure, waarbij de verwachting is dat we tegen een lagere prijs en betere voorwaarden kunnen inkopen.

Naast de leveranciersprijzen zijn ook de kosten van het netbeheer sterk gestegen, vanwege de grote investeringen die de netbeheerders moeten doen in het kader van de energietransitie en het oplossen van netcongestie. De verwachting is dat de tariefstijgingen voor netbeheer de komende jaren zullen aanhouden.

Risico’s/kansen:
Het grootste risico voor de kerntaken van het waterschap is de afgekondigde netcongestie in Zeeland. Hierdoor is het onzeker of noodzakelijke uitbreidingen van het aansluitvermogen of nieuwe aansluitingen gerealiseerd kunnen worden. Er zijn landelijke aanpassingen aan de regelgeving in de maak, die het mogelijk maken om aansluitingen met een groot publiek belang, zoals poldergemalen en rioolwaterzuiveringsinstallaties, voorrang te geven bij het toekennen van transportcapaciteit. Dit biedt echter geen garanties voor de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit voor het waterschap. Het waterschap is in overleg met netbeheerder Stedin om de gevolgen voor onze kerntaken zo veel mogelijk te beperken.
De toenemende schaarste aan transportcapaciteit en behoefte aan flexibele elektriciteitsvraag biedt tot op zekere hoogte ook kansen om beschikbare flexibiliteit in te zetten op de elektriciteitsmarkt, en hiermee de kosten te verlagen. De aard van de taken van het waterschap laten echter slechts in beperkte mate flexibiliteit toe (‘als het regent moeten wij pompen’).
Daarnaast zijn er nog steeds grote financiële risico’s, aangezien de prijzen voor de komende jaren nog niet vast staan. 

Financiële en personele consequenties:
In begroting 2024/MJR 2025-2027 is reeds rekening gehouden met forse verhogingen voor energie gezien de marktomstandigheden toen. Op basis van de huidige marktomstandigheden (De prognoses VJN zijn per 1-4-24) lijken de stijgingen minder fors ten opzichte van de meerjarenraming (najaar 2023).  Hierdoor worden de energiekosten naar beneden bijgesteld met € 1,4 mln. in 2025, € 1,5 mln. in 2026  en € 1,2 mln. in 2027. Wanneer de tarieven voor de komende jaren zijn vastgelegd is pas aan te geven wat de gevolgen zijn voor de komende jaren.

Terug naar navigatie - Tekstvak 18 afvalwaterketen

Fosfaatterugwinning bij SNB
Bij het zuiveren van afvalwater ontstaat zuiveringsslib. Dit slib van Scheldestromen gaat naar zuiveringsslibverwerker SNB. Scheldestromen is, samen met de andere toevoerende waterschappen, aandeelhouder van SNB. Het zuiveringsslib bevat fosfaat, een waardevolle grondstof. Begin 2024 is er een overeenkomst gesloten tussen SNB en SusPhos om binnen enkele jaren een fosfaatrecyclingfabriek te realiseren op het terrein van SNB.
Het is de bedoeling om binnen nu en een jaar het ontwerp van de fabriek, de business case en de wijze van samenwerking tussen beide bedrijven helemaal uitgewerkt hebben. Ook moet dan de aanvraag voor de vergunning gedaan zijn. Vervolgens is het aan de aandeelhouders van SNB en SusPhos om een definitief investeringsbesluit te nemen. Als dat besluit positief is en de vergunning binnen is, kan met de bouw worden gestart. 

Risico’s/kansen:
Deze ontwikkeling is een mooie kans voor de waterschappen om fosfaat terug te kunnen winnen. Er zal een behoorlijke investering nodig zijn. De aandeelhoudende waterschappen, inclusief Scheldestromen, moeten daar nog over beslissen.  Na realisatie is er een grote stap genomen in het terugwinnen van grondstoffen, in dit geval fosfaat. 

Financiële en personele consequenties:
Een deel van deze flinke investering zal op basis van het aandeelhouderspercentage voor rekening van het waterschap komen. In deze fase is dit bedrag nog niet duidelijk.

Terug naar navigatie - Tekstvak 19 afvalwaterketen

Calamiteitenopslag slibverwerking Nederland
De waterschappen produceren jaarlijks circa 1.400.000 ton ontwaterd slib. In 2018/2019 werden de waterschappen geconfronteerd met problemen in de slibeindverwerking door de plotselinge uitval van AEB in Amsterdam en het wegvallen van de mogelijk tot verwerking in de landbouw in Duitsland door de strengere handhaving van de nitraatrichtlijnen aldaar. De combinatie van deze twee gebeurtenissen en de gevolgen hiervan voor de totale slibeindverwerking was de reden voor de waterschappen om een plan voor een robuuste en duurzame slibeindverwerking te maken. 
Na de vaststelling van het Robuust plan slibverwerking in december 2020 zijn twee opslaglocaties gecontracteerd voor de opslag van circa 20.000 ton ontwaterd slib. In verband met de logistiek is destijds gekozen voor een locatie in Delfzijl van Indaver TOP en een in Terneuzen van Beelen.
In de zomer van 2023 is duidelijk geworden dat de waterschappen niet meer terecht kunnen bij Beelen in Terneuzen omdat hij het terrein van de hand heeft gedaan en de nieuwe eigenaar het contract niet wil verlengen. De afspraak met Beelen bestond uit de opslag van 10.000 ton zuiveringsslib in het geval zich een incident voordeed. Nadat dit bekend werd is AquaMinerals (als regievoerder incidentencapaciteit) op zoek gegaan naar een nieuwe locatie, bij voorkeur in het zuiden van het land. Uit deze verkenning zijn een aantal opties naar voren gekomen en is duidelijk geworden dat de kosten fors hoger zullen uitvallen. Hiermee staan we voor een afweging tussen handhaven van het afgesproken volume aan opslagcapaciteit voor incidenten of handhaven van het afgesproken budget om dit te regelen. De huidige krapte in de slibeindverwerking en de (onzekere) ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en export zijn redenen om te kiezen voor handhaven van het volume en de hogere kosten hiervoor te accepteren.  

Risico’s/kansen:
Deze incidentencapaciteit zorgt voor een robuuste slibverwerking. Ook bij incidenten bij SNB kunnen wij ons slib nog afvoeren.

Financiële en personele consequenties:
Het aanhouden van het benodigde volume aan incidentencapaciteit van circa 20.000 ton zuiveringsslib zal hogere kosten met zich meebrengen. Dit komt neer op circa € 13.000 extra per jaar voor Scheldestromen.

Terug naar navigatie - Tekstvak 20 afvalwaterketen

Waterzande
Het nieuw ontworpen stranddorp aan de Zeedijk bestaat uit een groot buurtplein met 200 residenties, een wandelpromenade, een mooi strand en een beach club.
Waterzande komt aan de oude veerhaven in Kloosterzande waar de veerboot over de Westerschelde van 1943 tot 2003 uitvoer naar Kruiningen. Met de opening van de Westerscheldetunnel verdween het veer. Waterzande is onderdeel van de gebiedsontwikkeling waarin woningbouw, nieuwe buitendijkse natuur en recreatie moeten zorgen voor een nieuwe economische impuls voor de omgeving van Hulst.
Voor het project wordt een rioolstelsel aangelegd waar het afvalwater wordt ingezameld. Het ingezamelde afvalwater wordt met een nieuw te bouwen rioolgemaal Waterzande via een nieuw aan te leggen persleiding aangesloten op de rwzi Kloosterzande. Om het afvalwater te kunnen verwerken wordt de rwzi Kloosterzande hierover beperkt aangepast. Het rioolgemaal en de persleiding worden aangelegd door de projectontwikkelaar en vervolgens overgedragen aan het waterschap. De eerste woningen gaan het afvalwater naar alle waarschijnlijkheid eind 2024 reeds lozen. 

Risico’s/kansen:
De overdracht van het rioolgemaal en persleiding vindt enkel plaats indien deze aan de specificaties van het waterschap voldoen. We voeren samen met een adviesbureau controles hiervoor uit.

Financiële en personele consequenties:
De controles vergen personele inzet en er zijn kosten voor het inwinnen van adviesdiensten van circa € 20.000,- nodig.  De kosten voor beheer en onderhoud van het rioolgemaal en persleiding worden ingeschat op jaarlijks € 12.000,- en komen vanaf 2025 structureel op de begroting voor onderhoud erbij.

Terug naar navigatie - Tekstvak 21 afvalwaterketen

Begeleiding projecten door de afdeling Afvalwaterketen
De relatie tussen beheer, onderhoud en projecten is voor alle technische objecten heel groot. De start van projecten vindt plaats vanuit de functionele afdeling, omdat de afdeling weet wat, waar, wanneer, waarom en hoe een rwzi, rioolgemaal en/of bedrijfsmiddel aangepast moet worden. De planvorming wordt jaren vooraf aan het project bepaald op basis van prognose, afspraken, wet- en regelgeving, leeftijd, staat van onderhoud, ontwikkelingen, (energie-) besparingsmogelijkheden, enz. opgezet. 
Op basis hiervan wordt minimaal twee jaar van tevoren een startdocument opgesteld, zodat voor afdeling Projecten duidelijk is wat er binnen een project gerealiseerd moet worden. In elke fase van een project zijn medewerkers van alle afvalwaterketen-teams (BLOS, TO, BPI en BPZ). Deze begeleiding is noodzakelijk, omdat alles wat gerealiseerd gaat worden in overeenstemming moet zijn met de Ontwerp- en Bouwfilosofie. In relatie tot beheer blijven zij verantwoordelijk voor het doordraaien van de installaties en het veiligstellen van installatie-onderdelen. Doordat een aantal jaren geleden het ‘normale’ quotum aan projecten niet is gerealiseerd en er komende jaren een inhaalslag plaatsvindt komt het ‘reguliere’ werk onderdruk te staan. De prioriteit wordt nu aan projecten gegeven, omdat de achterstand enkel zou oplopen. Voor de ‘reguliere’ werkzaamheden wordt inhuur van personeel overwogen gelijk aan de opzet van 2024.

Risico’s/ kansen:
Het niet tijdig uitvoeren van projecten verhoogd het risico tot het niet behalen van de prestaties en uitval van installatie.

Financiële en personele consequenties:
De benodigde personele capaciteit voor de uitvoering van projecten in 2025 en de voorbereiding en ondersteunen van de projecten in 2026 wordt ingeschat op € 1,0 mln. voor de afdeling Afvalwaterketen. Vooralsnog zal dit middels inhuur worden ingevuld.  Komende periode wordt voor de structurele invulling hiervan samen met afdeling projecten een voorstel opgesteld. 

2.5 Programma Bestuur en Organisatie

Terug naar navigatie - Tekstvak 01 Bestuur en Organisatie

Inleiding
Scheldestromen is een groeiende organisatie waar de uitvoering van regulier werk en projecten na 2 reorganisaties weer op stoom is gekomen en in 2023 en 2024 veel nieuwe medewerkers zijn gestart/gaan starten; dit leidt in de breedte tot meer werk voor de ondersteunende teams. Bij een groter wordende organisatie met grote opgaven hoort ook een doorontwikkeling van de interne beheersing en bedrijfsvoering. De personele capaciteit is daarbij binnen het programma Bestuur en Organisatie met name beperkend gebleken (budgetten voor externe kosten ook, maar in mindere mate). Wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van informatieveiligheid (NIS2) en rechtmatigheidsverantwoording, stelt in toenemende mate eisen aan de wijze waarop we georganiseerd zijn en interne beheersing hebben ingericht. Voldoen aan de wettelijke eisen voor bijvoorbeeld informatiebeveiliging, veiligheid en gezondheid, openbaarheid van informatie (Wet Open Overheid) of rechtmatigheid vraagt structureel om intensivering van werkprocessen en extra inzet om de processen in aangepaste vorm uit te voeren.

De meerjarige ontwikkelingen in de bedrijfsvoering die relevant zijn voor deze voorjaarsnota zijn samen te vatten in zes grotere en een aantal overige ontwikkelingen.

Terug naar navigatie - Tekstvak 02 Bestuur en Organisatie

Invloed van toename jaarlijks investeringsvolume en HWBP
In het meerjareninvesteringsprogramma (MIP) wordt structureel uitgegaan van een hoger investeringsvolume dan in de afgelopen bestuursperiode. Het op gang komen van de projecten in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) draagt hieraan bij. Zoals in het bestuursakkoord 2023-2027 reeds is aangegeven, vergt het naar boven bijstellen van het investeringsvolume meer capaciteit in mensuren. 

De afdeling projecten brengt in 2024 in beeld wat er nodig is om qua inzet van extra capaciteit en in de werkwijze een groter investeringsvolume te kunnen realiseren. Dit naast de projecten die jaarlijks vanuit de exploitatie worden bekostigd. Hoewel de afdeling als één wordt gezien maken we in de planning onderscheid in de benodigde capaciteit voor de HWBP projecten en de capaciteit die nodig is voor de overige projecten. De capaciteit voor de HWBP projecten wordt afgeleid van de HWBP programmering waarin we in de basisbezetting toewerken naar twee eigen IPM teams. Dit inclusief een aantal adviseurs en daarnaast vullen we aan met inhuurkrachten in combinatie met opdrachten aan ingenieursbureaus. Voor de reguliere projecten moeten we ons voorbereiden op het kunnen realiseren van een structureel groter investeringsvolume. Tevens wordt het realiseren van de opgaven, en daarmee het gewenste investeringsvolume, complexer. Denk hierbij aan omgevingsmanagement (participatie), doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en het verkrijgen van de benodigde vergunningen. Hiervoor zijn vaak ook uitgebreidere onderzoeken nodig. Een andere belangrijke factor heeft te maken met de energietransitie. Er zijn langere wachttijden voor het verleggen van kabels en leidingen en er moeten tijdig voorbereidingen worden getroffen als er voor bepaalde assets zwaardere energieaansluitingen nodig zijn. Overigens is er vanuit de Unie van Waterschappen op ingezet om hier, gezien het maatschappelijk belang dat met onze projecten samenhangt, de waterschappen een voorrangspositie in te geven.

De minimale voorbereidingstijd voor een gemiddeld project is op dit moment twee jaar. Dat is de tijd die tussen het vaststellen van de scope/opdracht zit en het daadwerkelijk kunnen gaan realiseren. Voor HWBP projecten is dit een termijn van vier tot vijf jaar die aangehouden wordt voor vaststelling van een voorkeursalternatief en de voorbereiding daarna voor de werkelijke realisatie. Dit betekent dat een uitbreiding van capaciteit niet direct leidt tot een veel hoger investeringsvolume in de eerste twee jaar. Met dit uitgangspunt is ook gekeken naar de programmering van projecten voor 2025 en 2026 en zullen we de groei van het investeringsvolume middels het aantrekken van meer personele capaciteit en mogelijke andere maatregelen geleidelijk kunnen organiseren. In 2024 moeten nog de nodige vacatures binnen de bestaande reguliere formatie worden ingevuld. Het gaat daarbij overigens niet alleen om de capaciteit van de afdeling projecten maar ook van de afdelingen ten aanzien van het formuleren van de eisen en prestaties en het aansluiten van, en overdrachten aan, beheer en onderhoud.

Binnen de afdeling Bedrijfsvoering blijkt met name de benodigde inzet op (project)communicatie en grondverwerving groter dan eerder voorzien. Het tijdig verwerven van gronden waarmee projecten op tijd doorgang kunnen vinden is essentieel, evenals draagvlak voor projecten in de streek. In de versterking op diverse andere ondersteunende diensten specifiek ten behoeve van het HWBP was in de begroting 2024 reeds voorzien (o.a. projectcontrol, financieel advies, juridisch advies)

Risico’s/ kansen:

  • De werving van extra personele capaciteit moet plaatsvinden in een arbeidsmarkt waarin nog steeds schaarste is als het gaat om het kunnen invullen van technische functies en gekwalificeerde projectleiders. Kans is dat het waterschap zich kan onderscheiden als een stabiele werkgever en gebleken is dat mensen voldoening halen uit het feit dat ze een zichtbare maatschappelijke bijdrage kunnen leveren aan het belangrijke werk van het waterschap.
  • Bij het niet tijdig beschikbaar hebben van gronden lopen projecten het risico op geen doorgang of lopen vertraging op en kunnen wettelijke doelstellingen niet tijdig worden behaald.
  • De afgelopen periode is de capaciteitsbehoefte onder meer ingevuld met extra inhuur. Structureel werk met structurele formatie uitvoeren draagt bij aan continuïteit en lerend vermogen van de organisatie en is tevens goedkoper.

Financiële en personele consequenties:
Voldoende capaciteit in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin van medewerkers grondzaken en communicatie is belangrijk om de doelstellingen te behalen. Dit vraagt naar verwachting extra inzet, waarvan de kosten deels kunnen worden geactiveerd op de HWBP-projecten (dat deel is al meegenomen in de ramingen voor de investeringskredieten). Het deel personeelskosten in de exploitatie bedraagt € 175.000,-.
Voor de groei van het investeringsvolume is eveneens een uitbreiding van de formatie noodzakelijk. Prioriteit ligt op de invulling van de openstaande vacatures per 1 januari 2025 om de voorgenomen investeringen in 2025 en 2026 te kunnen realiseren. Daarnaast wordt komende periode de extra benodigde capaciteit in beeld gebracht om de noodzakelijke  groei in de investeringen vanaf 2027 realiseerbaar te maken.

Terug naar navigatie - Tekstvak 03 Bestuur en Organisatie

Personeels- en organisatiebeleid en -beheer
Doordat de opgaven van het waterschap groeien, groeit ook de totale formatie van het waterschap. In een krappe arbeidsmarkt vraagt het werven van nieuwe medewerkers en opleiden van bestaande medewerkers extra inzet. De verwachting is dat er de komende jaren landelijk veel vacatures blijven door de vervangingsvraag die ontstaat als gevolg van pensionering. Daarnaast is er in Zeeland sprake van vergrijzing en zijn er steeds minder jongeren omdat zij vertrekken, vaak naar stedelijke gebieden. Hierdoor houdt de krapte op de (regionale) arbeidsmarkt de komende jaren zeker aan. Wat het waterschap van haar medewerkers verwacht verandert tegelijkertijd geleidelijk door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Om hetzelfde kwaliteits- en dienstverleningsniveau te handhaven is het van belang dat de medewerkers zich blijven ontwikkelen en duurzaam inzetbaar zijn. 

Risico’s/ kansen:

  • Het tijdig invullen van de vacatures is belangrijk voor de overdracht van kennis, voorkomen van grote werkdruk en voor het behalen van prestaties.
  • Inhuur van medewerkers kan vaak een tijdelijke oplossing bieden, maar door het werven van vaste medewerkers kunnen inhuurkosten worden beperkt en wordt de continuïteit beter geborgd.
  • Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, vormt in de toekomst een mogelijk risico voor de mogelijkheden die het waterschap heeft om zzp’ers in te huren voor specifieke vraagstukken en lastig in te vullen vacatures.
  • Diverse primaire en secundaire voorwaarden in de CAO’s die de afgelopen jaren zijn afgesloten dragen bij aan aantrekkelijk werkgeverschap en duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Door CAO-ontwikkelingen en wetgeving (extra vakantiedag, vitaliteitsverlof, geboorteverlof, et cetera) is het aantal netto beschikbare uren per medewerker wel geleidelijk afgenomen.
  • Diverse ondersteunende functies zijn de afgelopen jaren niet, of niet in dezelfde mate meegegroeid met de omvang van de organisatie. 

Financiële en personele consequenties:

  • De komende jaren wordt  extra ingezet op een betere zichtbaarheid als aantrekkelijke werkgever op de arbeidsmarkt. Hierdoor zullen de uitgaven aan recruitment en arbeidsmarktcommunicatie met name in de komende twee jaar toenemen (€ 50.000,- structureel en € 50.000,- incidenteel extra voor 2025 en 2026).
  • De kosten voor opleidingen en duurzame inzetbaarheid zullen de komende jaren stijgen (€ 200.000 structureel, vanaf 2027 € 250.000).
  • Diverse overheadkosten voor bijvoorbeeld bedrijfsmiddelen, verzekeringspremies en licenties stijgen mee met het aantal medewerkers (minimaal € 5.000 per extra medewerker exclusief eventuele dienstauto). Er wordt tevens meer beroep gedaan op de ondersteunende en adviserende functies.
Terug naar navigatie - Tekstvak 04 Bestuur en Organisatie

Interne beheersing
De wet Versterking decentrale rekenkamers heeft geleid tot de inrichting van een onafhankelijke rekenkamer in 2024. De onderzoeken van de rekenkamer zullen invloed gaan hebben op rol en werkwijzen van de AV en zullen inzet vragen van de ambtelijke organisatie. Ook leidt deze wet er toe dat het dagelijks bestuur van Scheldestromen vanaf boekjaar 2025 zelf een rechtmatigheidsverklaring moet afgeven. In 2024 zal het dagelijks bestuur een visie op rechtmatigheid vaststellen en zullen diverse verordeningen in aangepaste versie worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering. Ondertussen worden in de organisatie de voorbereidingen getroffen om hier invulling aan te geven. De verwachting is dat tot en met 2026 extra kosten worden gemaakt om zowel de systemen, processen/procedures op orde te krijgen en om medewerkers op te leiden. Ook het verbeteren van de interne sturingsinformatie heeft daarbij de aandacht, om prognoses verder te verbeteren en afwijkingen tijdig op te merken.

In aansluiting op de ontwikkeling op het gebied van rechtmatigheid wordt ook invulling gegeven aan aanbevelingen die de accountant in haar boardletter heeft gedaan om de interne beheersing van het waterschap te verbeteren, wat daarna structureel in de organisatie moet worden geborgd. 

In de begroting 2024 is reeds voorzien in de extra capaciteit die nodig is om de rechtmatigheidsverantwoording goed in te vullen. Eventuele externe kosten hiervoor zijn nog niet begroot. Ook voor inkoopadvies en contractmanagement is in de begroting 2024 reeds extra inzet voorzien, bezien wordt of dit toekomstgericht voldoende is. 

Risico’s/ kansen:

  • Risico van onvoldoende interne beheersing is het niet voldoen aan de aanbestedingswetgeving, wettelijke en financiële rechtmatigheidsnormen en (Europese) doelstellingen, dan wel dat betrouwbaarheid op het gebied van rechtmatigheid onvoldoende kan worden aangetoond.
  • De nieuwe wetgeving biedt een kans om de organisatie op dit punt te versterken en het bewustzijn van rechtmatigheid zowel ambtelijk als bestuurlijk te vergroten.
  • Voor 2024 en 2025 staat de aanschaf en inrichting van een nieuw financieel softwarepakket gepland. Hierin kunnen diverse aanpassingen worden meegenomen om aspecten van interne beheersing en rechtmatigheid via het systeem te borgen en interne sturingsinformatie te verbeteren.

Financiële en personele consequenties:

  • De bovenstaande (wettelijke) ontwikkelingen zullen leiden tot versterking van de interne beheersing en dragen daarmee bij aan het zijn van een betrouwbare overheid;
  • Op diverse aanbevelingen uit de boardletter van de accountant, zoals de actualiteit van financiële verordeningen, wordt in 2024 een inhaalslag gepleegd. Dit structureel bijhouden en jaarlijks nieuwe verbeteringen kunnen uitvoeren vraagt meer capaciteit bij team Financiën dan nu is begroot. Datzelfde geldt voor de verdere ontwikkeling van sturingsinformatie (samen vraagt dit naar schatting structureel €230.000,- aan personeelskosten).
  • De inrichting en implementatie van een nieuwe financieel softwarepakket zal van 2025 t/m 2027 incidentele kosten met zich mee brengen. Respectievelijk € 250.000,- (2025), € 100.000,- (2026), € 50.000,- (2027).
  • De extra externe kosten tbv de interne beheersing worden ingeschat op € 25.000,- structureel en €50.000 incidenteel voor 2025-2027.
Terug naar navigatie - Tekstvak 05 Bestuur en Organisatie

Informatie(veiligheid) 
Digitale informatie speelt een steeds belangrijkere rol speelt in de primaire en ondersteunende processen van het waterschap.  Het gebruik van geavanceerde data-analyse en de inzet van digitale technieken draagt onder meer bij aan het onderbouwen van keuzes, voorspellen van risico's en herkennen van patronen. Het waterschap volgt bij de ontwikkeling van de digitale informatievoorziening de landelijke Baseline Basis op Orde  van de Unie van Waterschappen en werkt dit in 2024 uit in geactualiseerd beleid. Het toepassen van landelijke standaarden is daarbij het uitgangspunt. Er wordt tegelijkertijd gewerkt aan diverse ontwikkelingen zoals de implementatie van de nieuwe Archiefwet, aansluiting bij de gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief, verdere ontwikkeling van sturingsinformatie, het verder op orde krijgen van de data in systemen en het doorontwikkelen van de toepassing van geografische informatie (informatie gekoppeld aan kaartmateriaal die wordt gebruikt in de primaire processen).

Met het belang van digitale informatie, neemt ook het belang van informatieveiligheid toe. De instabiele internationale situatie leidt tegelijkertijd tot een toenemende dreiging. Op Europees niveau worden er wetten opgelegd met een dwingend karakter, met als uiteindelijke doel de bescherming van mensen die kunnen worden getroffen als gevolg van een informatieveiligheidsincident. De wetten Network and Information Security (NIS2) en mogelijk Critical Entities Resilience (CER) zijn vernieuwde Europese richtlijnen voor de beveiliging van netwerk en infrastructuur en hebben direct invloed op het waterschap. Dit komt voort uit de verantwoordelijkheid om onze belangen te beschermen tegen digitale en fysieke dreigingen, zoals sabotage, natuurrampen, hacks en digitale verstoringen. De nieuwe wetgeving vraagt in toenemende mate een beheersmatige aanpak van informatiebeveiliging, waarbij het waterschap de informatieveiligheid aantoonbaar op orde moet hebben. Tegelijkertijd staan steeds meer ICT-oplossingen in de cloud, waardoor goed opdrachtgeverschap en contractmanagement steeds belangrijker worden om te borgen dat ook de beveiliging bij leveranciers op orde is.

Het implementeren van de Baseline Informatieveiligheid Overheden, zoals in het bestuursakkoord 2023-2027 is opgenomen, is hiervoor belangrijk. Daarnaast is een diepgaand inzicht in de totale ICT-architectuur (als het ware de plattegrond van onze ICT) van toenemend belang om risico’s te duiden, de gevolgen van een eventueel incident te kunnen bepalen en –mocht er zich een incident voordoen- daarna weer goed te kunnen opstarten.

Risico’s/ kansen:

  • Er zijn kansen voor de waterschappen, zowel individueel als gezamenlijk vanuit de Unie van Waterschappen en het Waterschapshuis, om de verplichtingen vanuit deze wetgeving optimaal te benutten. Dit helpt om de weerbaarheid en digitalisering van de sector te verbeteren. Waterschap Scheldestromen sluit zich aan bij deze initiatieven, waardoor de organisatie vroegtijdig kan anticiperen op ontwikkelingen en een bijdrage kan leveren aan gezamenlijke producten.
    De incidentele kosten die gemoeid zijn met de implementatie van de Baseline Informatieveiligheid Overheden (BIO) kunnen grotendeels worden gedekt uit de bestemmingsreserve informatieveiligheid.
  • De inwerkingtreding van de nieuwe archiefwet is vertraagd tot - waarschijnlijk - de eerste helft van 2025.  Daaraan gekoppeld vindt ook de toetreding van het waterschap tot de gemeenschappelijke regeling Zeeuws Archief op zijn vroegst in 2025 plaats. Toetreding levert een BTW-voordeel op ten opzichte van de huidige situatie. 

Financiële en personele consequenties:

  • Waterschappen zullen integraal onder de werking van de NIS2 en CER komen te vallen. Deze wet zal strengere eisen stellen aan de door organisatie uit te voeren risicoanalyse en wordt een basis niveau van beveiligingsmaatregelen verplicht gesteld. Als gevolg van de overvloed aan nieuwe wetgeving voor bedrijven en leveranciers zullen de kosten van producten en diensten naar verwachting stijgen. Momenteel is nog niet duidelijk wat de exacte impact hiervan zal zijn, maar op Europees niveau wordt geschat dat de kosten voor informatieveiligheid met ongeveer 10% zullen toenemen.
  • Landelijke ambities en het beschikbaar zijn van nieuwe technische mogelijkheden, vraagt ook ontwikkeling van kennis en soms extra capaciteit om die mogelijkheden te benutten. Met name bij de geografische informatie wordt met de toename van de mogelijkheden ook de techniek steeds complexer. De kosten nemen toe om de actualiteit en veiligheid van de geografische systemen te borgen en kwetsbaarheden op te lossen. (€ 150.000 structureel, vanaf 2026 € 160.000)
  • Het documentmanagementsysteem wordt aangepast om te voldoen aan de nieuwe archiefwet en geschikt te zijn voor het ontsluiten en terugvinden van documenten in het kader van de WOO.  Hiervoor worden met name in 2025 implementatiekosten gemaakt. €155.000,- incidentele kosten, waarvan € 80.000,- tijdelijke personele inzet.
  • Als gevolg van diverse nieuwe wetgeving nemen de jaarlijkse kosten voor diverse applicaties en licenties toe, inclusief die van de publieke website (€ 23.000 structureel).
  • De kennis en formatie die nodig is voor het verder ontwikkelen en beheren van het inzicht in de ICT-architectuur en intensivering van ICT-contractmanagement is vooralsnog niet begroot.
  • In 2025 zijn er voor de overgang naar een nieuw documentmanagementsysteem nog € 100.000,- bijkomende incidentele kosten. Structureel is er in totaal voor informatie(veiligheid) € 230.000 opgenomen voor extra formatie.
Terug naar navigatie - Tekstvak 06 Bestuur en Organisatie

ARBO-veiligheid
Scheldestromen hecht veel belang aan de veiligheid van haar medewerkers en opdrachtnemers.  Per 1 januari 2022 is de Safety Culture ladder, oftewel veiligheidsladder, verplicht bij aanbestedingen in de bouw. Met deze veiligheidsladder wordt het veiligheidsbewustzijn van eigen medewerkers of van de aannemers en leveranciers binnen een organisatie gemeten om de werkveiligheid te verbeteren. Als organisatie die in haar aanbestedingen de veiligheidsladder voorschrijft, dient Scheldestromen dit instrument nu ook zelf toe te passen. Daarnaast wordt de komende jaren extra ingezet op veiligheid bij projecten, onder meer met veiligheidsrondes. 

Risico’s/ kansen:

  • Het waterschap heeft een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van haar medewerkers en anderen die in opdracht van het waterschap werken.
  • In 2024 heeft het dagelijks bestuur nieuwe arbobeleid vastgesteld dat de komende jaren wordt uitgevoerd. De externe kosten hiervoor zijn reeds begroot, deels in een bestemmingsreserve.

Financiële en personele consequenties:

De veiligheidsrondes en toepassing van de veiligheidsladder vraagt kennis en inzet van een senior veiligheidskundige die de organisatie momenteel nog niet heeft en extra inzet van overige arbomedewerkers. In 2025 is structureel € 115.000,- aan extra personele inzet opgenomen, vanaf 2026 € 205.000,-.

Terug naar navigatie - Tekstvak 07 Bestuur en Organisatie

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
Door veranderende wet- en regelgeving is de verwachting dat de komende jaren er werk verschuift van vergunningverlening naar toezicht en handhaving. Door de komst van de Omgevingswet gaan we toekomstig meer werken met algemene regels en minder met vergunningsplichtige activiteiten.  Dit vraagt wel meer en beter toezicht omdat de burger sneller zal denken dat een activiteit is toegestaan. 

De wetswijziging 'versterking waarborgfunctie Algemene wet bestuursrecht' waarmee de ministerraad recent heeft ingestemd bevat verschillende aanpassingen om de dienstverlening door de overheid te verbeteren, de menselijke maat hierbij te versterken en laagdrempelig contact te bevorderen. Overheidsorganisaties en de rechter krijgen meer ruimte om rekening te houden met de individuele situatie van mensen. Deze wijziging zal op het gebied van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) zeker van invloed zijn op de manier van werken en extra capaciteit vergen. 

Anderzijds is de trend dat vergunningaanvragen complexer worden en situaties steeds meer vragen om maatwerk. Dit zorgt ervoor dat het verlenen van een vergunning meer tijd kost en dat hierdoor de werklast toeneemt. Ook grote projecten als kabeltracés die aangelegd worden in de provincie Zeeland zorgen voor extra werk bij zowel vergunningverlening als bij toezicht en handhaving. 

Financiële en personele consequenties:

  • Door de ontwikkelingen die hierboven zijn beschreven is het noodzakelijk te blijven monitoren wat nodig is om de VTH- taak adequaat uit te blijven voeren en tijdig het personeelsbestand uit te breiden.
  • De inwerkingtreding van de Omgevingswet vraagt om structurele borging van (nieuwe) taken in de organisatie. Toekomstig is het daarom noodzakelijk  te werven voor de functie Regelanalist, waarvoor € 100.000,- benodigd is.
Terug naar navigatie - Tekstvak 08 Bestuur en Organisatie

Overige ontwikkelingen

  • In 2024 wordt onderzoek uitgevoerd naar het behoud van de twee hoofdkantoren van het waterschap. De uitkomsten daarvan kunnen effect hebben op geplande investeringen, exploitatiekosten en huuropbrengsten in de meerjarenbegroting. 
  • Het streven naar klimaatneutraliteit in 2035 (zie het bestuursakkoord) kan/zal van invloed zijn op de investeringen in de kantoren, overige gebouwen en zuiveringen, evenals kosten voor de verduurzaming van het wagenpark. In de loop van 2025 zal duidelijker worden welke impact concreet te verwachten valt. Naar verwachting leidt dit tot extra investeringen maar levert dit in de exploitatie op middellange termijn besparingen op door energiebesparing.
  • Het aantal en omvang van verzoeken in het kader van de Wet Open Overheid (WOO) neemt toe. De behandeling van deze verzoeken brengt meer werk met zich mee dan tot nu toe was ingeschat. Als de huidige trend zich doorzet leidt dit tot kostenstijgingen en/of extra benodigde formatie. Door het aanpassen van ict-systemen, zoals eerder benoemd, wordt het opzoeken en publiceren van documenten ten behoeve van de WOO zo goed mogelijk gefaciliteerd.
  • Het waterschap gebruikt ruimte op de steunpunten Grijpskerke (eigendom van de gemeente Veere) en Mauritsfort (eigendom van de Provincie Zeeland). Gezien eerdere afspraken was dat tot 2024 (grotendeels) kosteloos. In 2024 worden nieuwe huurovereenkomsten gesloten. Deze zullen leiden tot kostenstijgingen ten opzichte van de huidige situatie, de verwachting is dat daar ten tijde van het opstellen van de begroting 2025 meer duidelijkheid over is.
  • De externe omgeving van het waterschap wordt steeds complexer en kent een grote diversiteit aan belanghebbenden. Om te kunnen bewegen in deze steeds complexere omgeving en om de belangen van het waterschap te behartigen is communicatie met de omgeving noodzakelijk. Deze in het bestuursakkoord geschetste ontwikkeling wordt in 2024 uitgewerkt in een nieuwe visie en beleid op communicatie. Naar verwachting leiden de geschetste ontwikkelingen er toe dat er de komende jaren een groter beroep op het team Communicatie wordt gedaan (met impact op de benodigde formatie en externe kosten).
  • Per 1 januari 2025 wordt de BPM van personen auto’s verhoogd. Dit heeft gevolgen voor het wagenpark van het waterschap. Het gaat hier om een 12-tal lease auto’s en wagens die de komende jaren vervangen moeten worden.
  • In 2023 en 2024 heeft Scheldestromen een bijlage over de waterschapsbelastingen laten meesturen met de aanslagoplegging door Sabewa. Omdat het een uitgelezen kans biedt om op een relevant moment uit te leggen waarom en waarvoor men waterschapsbelasting betaalt, is het gewenst om dit ook voor de komende jaren te continueren. Dit was nog niet structureel begroot (jaarlijks €25.000,-).
  • De zonnepanelen in het glazen dak van kantoor Middelburg zijn aan vervanging toe, zodra zicht is op de kosten wordt de vervanging hiervan toegevoegd aan de meerjaren investeringen planning (MIP).
  • Volgens de concept meerjarenbegroting van Sabewa stijgt de deelnemersbijdrage van het waterschap vanaf 2025 met 60.000 euro.
  • Ook aan de ambities uit het bestuursakkoord op het gebied van biodiversiteit en NPLG wordt de komende periode vormgegeven. De bemensing met twee adviseurs op de overkoepelende thema’s wordt/is in 2024 geregeld. Tot nu toe worden kosten voor dergelijke thema’s gedekt vanuit de reguliere budgetten van de verschillende programma’s. De kans is groot dat nieuwe initiatieven tenminste in de opstartfase extra inzet of middelen zullen vragen. Voor het NPLG zullen de keuzes van het nieuwe kabinet van grote invloed zijn op de impact en -met name- kansen voor het waterschap. Opbrengsten en kosten van het NPLG worden in de meerjarenraming pas geraamd zodra daar voldoende zekerheid over is.